ECLI:NL:GHDHA:2015:2022

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
200.153.989-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen heffing griffierecht door gedetineerde met betalingsonmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzet tegen de heffing van griffierecht door een gedetineerde, hierna te noemen 'opposant'. De opposant, verblijvende in de penitentiaire inrichting De Schie te Rotterdam, heeft in een eerdere tussenbeschikking van 14 april 2015 de gelegenheid gekregen om aan te tonen dat hij over onvoldoende inkomen en vermogen beschikt om het griffierecht te betalen. Namens de opposant heeft zijn advocaat, mr. M.J. Hüsen, op 11 mei 2015 een brief met bijlage ingediend, waarop de griffier van het gerechtshof op 25 juni 2015 heeft gereageerd.

In de beoordeling heeft het hof vastgesteld dat de opposant een eigen verklaring heeft overgelegd, gedateerd 30 januari 2014, waarin hij verklaart geen inkomsten of vermogen te hebben. De griffier heeft echter betoogd dat de opposant onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij het griffierecht voor onvermogenden niet kan betalen. Het hof heeft echter verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, waarin is bepaald dat een rechtzoekende wiens vrijheid is ontnomen, kan volstaan met een eigen verklaring omtrent de afwezigheid van vermogen.

Gelet op het dossier en het feit dat niet aannemelijk is dat de opposant een fiscale partner heeft, heeft het hof geoordeeld dat de opposant aan de vereisten heeft voldaan. Het verzet is gegrond verklaard, en het hof heeft beslist dat de opposant in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2013, geregistreerd onder zaaknummer 200.143.809/01, geen griffierecht is verschuldigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.153.989/01

Beschikking van 15 juli 2015.

[opposant] ,

verblijvende in de penitentiaire inrichting De Schie te Rotterdam,
opposant,
advocaat mr. M.J. Hüsen te Rotterdam
tegen:

De griffier van het gerechtshof Den Haag,

geopposeerde,
nader te noemen: de griffier,

Het verdere geding

Bij tussenbeschikking van 14 april 2015 heeft het hof opposant in de gelegenheid gesteld om met inachtneming van de door de Hoge Raad gegeven richtlijnen zijn stelling dat hij over onvoldoende inkomen en vermogen beschikte om het geheven griffierecht te betalen nader te onderbouwen.
Namens opposant heeft mr. Hüsen aan het hof een brief met bijlage van 11 mei 2015 doen toekomen, op welke brief de griffier bij brief van 25 juni 2015 heeft gereageerd.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

1. Het hof blijft bij hetgeen in zijn tussenbeschikking is overwogen en beslist.
2. Onder verwijzing naar de door hem overgelegde en door hem ondertekende ‘Eigen verklaring Bij vrijheidsontneming’ van 30 januari 2014 stelt [opposant] dat hij daarbij heeft verklaard dat hij geen inkomsten of vermogen heeft.
3. In haar reactie stelt de griffier zich op het standpunt dat opposant slechts een eigen verklaring heeft overgelegd en voor het overige geen inzicht in of onderbouwing van zijn inkomen en vermogen heeft gegeven. Daarmee heeft hij volgens de griffier onvoldoende aangetoond dat hij zelfs het griffierecht voor onvermogenden niet kan betalen.
4. Het hof overweegt dat, zoals volgt uit het in de tussenbeschikking weergegeven arrest van HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354, de rechtzoekende wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen en die geen inkomsten meer heeft uit dienstbetrekking, beroep of bedrijf, sociale verzekering of sociale voorziening, kan volstaan met een eigen verklaring omtrent de afwezigheid van vermogen van de rechtzoekende en zijn eventuele partner. Nu gelet op het dossier van de zaak waarin het griffierecht is geheven (zaaknummer 200.143.809/01) niet aannemelijk is geworden dat [opposant] thans een (fiscale) partner heeft, heeft hij met zijn brief van 11 mei 2015 aan deze voorwaarde voldaan.
5. Het verzet is dus gegrond.

Beslissing

Het hof:
- verklaart het verzet van opposant gegrond;
- verstaat dat opposant in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2013, bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.143.809/01, geen griffierecht is verschuldigd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Verduyn, I.M. Davids en M. Flipse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2015 in aanwezigheid van de griffier.