In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst met Woningstichting Haag Wonen werd toegewezen. De appellante, die psychische problemen heeft, betwistte de toewijzing van de vordering tot ontbinding en ontruiming van de woning. Haag Wonen vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een huurachterstand van € 4.138,58, vermeerderd met een bedrag van € 560,90 per maand tot aan de ontruiming. De kantonrechter had de vordering toegewezen, met inachtneming van een reeds voldaan bedrag van € 1.471,40.
Het hof oordeelde dat de huurachterstand van de appellante, die meer dan drie maanden bedroeg, een tekortkoming vormde die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De appellante voerde aan dat haar psychische gesteldheid haar in de weg had gestaan om de huur te betalen, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden voor haar rekening kwamen en geen grond vormden voor een uitzondering op de ontbinding. Het bewijsaanbod van de appellante werd gepasseerd, omdat het geen feiten betrof die tot een andere uitkomst konden leiden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellante in de kosten van het geding in hoger beroep.