Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Pleitnota in
Eerste aanleg).
Pleitnota in
Appel).
1.De feitelijke uitgangspunten
sec, terwijl klinische tests zich richten op de relevante infecties die (zullen) leiden tot CIN2+ (zie punt 4.8 CnA), en dus op het aantal aanwezige virussen dat een bepaalde drempelwaarde te boven gaat.
negative predictive value’ (NPV) een factor van belang. Daarmee wordt bedoeld de kans dat de onderzochte persoon bij een negatieve testuitslag de ziekte inderdaad niet heeft. De NPV kan worden vastgesteld aan de hand van longitudinale studies (een onderzoek dat over langere periode is herhaald).
Guidelines for human papillomavirus DNA test requirements for primary cervical cancer screening in women of 30 years and older’. In deze publicatie (hierna: Meijer I) is onder meer het volgende te lezen (de hoofdletters tussen haakjes zijn door het hof aangebracht):
The key issue for hrHPV DNA testing in cervical screening is to detect hrHPV infections that are associated with or develop into ≥CIN 2 and to differentiate them from transient hrHPV infections. This implies that there should be a balance between clinical sensitivity and specificity of ≥CIN 2. Currently two tests, i.e the US Food and Drug Administration-approved Hybrid Capture 2 (hc2; …) and GP5+/6+-PCR enzyme immunoessay (GP5+/6+ PCR EIA) have repeatedly demonstrated clinical sensitivity of about 90-95% for the detection of ≥CIN 2 in large prospective cohorts or randomized controlled trials.
Since in large prospective screening trials both hc2 and GP5+/6+-PCR have been shown to be superior to cytology the hrHPV test requirements are deduced from data obtained with these assays.
In a primary cervical screening setting a HPV detection assay should fulfill the following requirements:
Monsteropwerking: de processtap startend met het decappen van de monsterpotjes, waarbij een deel van het afgenomen materiaal wordt verwerkt zodanig dat het geschikt is voor hrHPV-analyse.
Amplificatie: de processtap waarbij sequenties (delen) van het hrHPV DNA door middel van PCR vermeerderd worden.
Detectie: de processtap waarbij geamplificeerde hrHPV DNA sequenties in het DNA-monster worden aangetoond.
Uitlezen van de uitslag: de processtap waarbij de PCR-data worden omgezet naar een uitslag.
“De Aanbestedende dienst heeft geen voorkeur voor een bepaalde leverancier, dienstverlener of aannemer, noch voor bepaalde merken, types, fabricaten, herkomst e.d. Mocht in het Beschrijvend document een eis of wens betrekking (lijken te) hebben op een bepaald fabricaat, een bepaalde herkomst of een bijzondere werkwijze, een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd, dan dient hierbij gelezen te worden ‘of gelijkwaardig’.
Accuracy of human papillomavirus on self-collected versus clinician-collected samples; a meta-analysis’, hierna: de Arbyn-MA. In de
summaryhiervan is onder meer het volgende vermeld.
HPV testing with signal based assays on self-samples was less sensitive and specific than testing on clinicial-based samples. By contrast, some PCR-based HPV-tests generally showed similar sensitivity on both self-samples and clinician-based samples’.
) heeft de prestaties van diverse hrHPV-testen op klinisch en zelf-afgenomen materiaal vergeleken. In deze meta-analyse worden studies gepoold die gebruik maken van PCR-methoden of van SA-methoden. De uitkomsten laten zien dat er grote verschillen zijn in de prestaties van gevalideerde hrHPV-testen bij zelf-afgenomen materiaal ten opzichte van klinisch afgenomen materiaal. De meta-analyse toont aan dat zekere hrHPV-testen gebaseerd op PCR net zo goed presteren in zelfafgenomen materiaal als in klinisch afgenomen materiaal;(…). Een aanvullende analyse gebaseerd op alleen klinisch gevalideerde PCR-systemen geeft gelijke resultaten. SA hrHPV detectiemethoden daarentegen hebben zowel een statistisch significant lagere relatieve sensitiviteit als ook een lagere relatieve specificiteit in zelf-afgenomen materiaal ten opzichte van klinisch afgenomen materiaal.
). Uit deze analyse en een nadere analyse (Arbyn II, het hof
) blijkt dat er verschillen zijn in prestaties van hrHPV-testen tussen klinisch en zelf afgenomen materiaal afhankelijk van de gebruikte methode. Bij PCR-methoden is er geen statistisch significant verschil tussen klinisch en zelf afgenomen materiaal. Bij signaalamplificatiemethoden is dit wel zo en is zowel de sensitiviteit als ook de specificiteit in zelf afgenomen materiaal statistisch significant lager ten opzichte van klinisch afgenomen materiaal. Dit verschil wordt veroorzaakt omdat zelf afgenomen materiaal doorgaans minder hrHPV bevat en de PCR- en signaalamplificatiemethoden anders zijn. Bij PCR-methoden is substantieel minder hrHPV in materiaal nodig voor een betrouwbare test dan bij signaalamplificatiemethoden.
). Deze Meijer criteria zijn alleen toepasbaar op klinisch afgenomen materiaal en niet op zelf afgenomen materiaal; voor zelf afgenomen materiaal zijn thans geen internationale criteria beschikbaar.
2.De vorderingen van Qiagen en het vonnis van de voorzieningenrechter
3.Het hoger beroep; inleidende opmerkingen
4.Enkele algemene beschouwingen
in fine).
HrHPV-tests die niet gericht zijn op het aantonen van DNA (maar bijvoorbeeld op mRNA) voldoen niet aan de richtlijnen omdat de negatief voorspellende waarde daarvan niet bekend is, en dus ook het optimale screeningsinterval niet. In dat geval zijn wel grote longitudinale studies nodig.
De keuze voor een hrHPV DNA hangt direct samen met de opzet van het vernieuwde bevolkingsonderzoek: een verlengd screeningsinterval van 5 naar 10 jaar bij vrouwen van 40 en 50 jaar die een negatieve hrHPV-test hebben. Voor de RNA-test is het in tegenstelling tot een DNA-test niet aangetoond dat het veilig is om een interval van 10 jaar te hanteren. Hiermee is onvoldoende uit te sluiten dat een RNA-test niet resulteert in een toename van intervalkankers.
translates into a very high negative predictive value (reassurance) of the HPV detection essay, allowing for extending screening intervals for test negative women’ (zie rov. 1.7). Een hoge negatief voorspellende waarde/’
negative predictive value’ is, zo valt uit dit een en ander op te maken, alleen van belang in verband met de (intervallen tussen) primaire screenings en heeft geen betekenis voor de vervolgonderzoeken waarbij geen sprake is van een vooropgezet interval, en zeker niet van tien jaar. Aangezien de Opdracht alleen voorziet in testen op zelfafname in het kader van vervolgonderzoek, gelden bij de testen op zelfafgenomen materiaal dan ook geen (bijzondere) eisen op het punt van de negatief voorspellende waarde.
5.De primaire vorderingen
niet bekend is of’ dat hiaat de voordelen van de sensitiviteit teniet doet (PA onder 18.e).
in finegenoemde reden.
pooled sensitivity and specificity (…) was higher for HCII than PCR’, maar ook een verklaring van prof. Bogers van 20 februari 2015 (productie 26) waarin het volgende wordt opgemerkt:
Vraag 2
in fine). Ook in dit opzicht gaat het in rov. 5.9 vermelde betoog van Qiagen niet op.
some’ PCR-tests een gelijke gevoeligheid hebben bij zelfname en klinische afname, heeft Qiagen geen belang. Het slagen daarvan zou slechts tot gevolg hebben dat de KO-eis betreffende de PCR beperkt zou moeten worden tot bepaalde PCR’s, en dat kan er niet toe leiden dat Qiagen, die immers geen PCR-test heeft, alsnog voor gunning in aanmerking zou kunnen komen.
6.De subsidiaire vorderingen
De aanbesteding richt zich op die onderdelen van de analyse waarbij er geen (substantieel) verschil is tussen klinische afname en zelfafname’.
Vanuit complexiteit van de te leveren totaaloplossing, kosten, aansturing, onderlinge vergelijkbaarheid van afnamethoden, kwaliteit en kwaliteitsborging, doelmatigheid en organisatie is gekozen voor één totaaloplossing. De aanbesteding is daarom niet opgedeeld in aparte kavels.’