ECLI:NL:GHDHA:2015:1420

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-001676-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en smaad via sociale media

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging en smaad jegens haar ex-vriend via Facebook. De tenlastelegging omvatte bedreigingen met geweld en het beledigen van de eer en goede naam van de aangever door het plaatsen van kwetsende berichten op sociale media. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging en smaad, maar sprak haar vrij van een deel van de aanklacht wegens gebrek aan bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met een vervangende hechtenis van 25 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof overwoog dat de uitlatingen van de verdachte ernstige gevolgen kunnen hebben voor de aangever en dat de impact van dergelijke uitingen op internet groot is. De verdachte had eerder geen strafblad, maar het hof vond de feiten ernstig genoeg om een straf op te leggen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen voor hun uitlatingen op sociale media en de mogelijke juridische gevolgen daarvan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001676-14
Parketnummer: 09-117284-13
Datum uitspraak: 28 januari 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 april 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van14 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair impliciet primair (laster) ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 6 februari 2013 t/m 13 februari 2013 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, een persoon, genaamd [persoon], schriftelijk (en onder een bepaalde voorwaarde) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zij opzettelijk dreigend op facebook gezet de zinnen: "want dat schiet ik die pedo vader door zijn narsistiesche harsis maar laat ik hem eerst zijn broek vol pissen van angst" en/of "[x] vieze pedofiel ik maak je kapot dat is een belofte..." en/of "idd met mijn mooie glimmende loper op zijn kop ga ik staan lachen als hij zijn schoenen vol pist de achterbakse tering lijer";
2 primair:
zij in of omstreeks de periode van 6 februari 2013 tot en met 13 februari 2013 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, opzettelijk, door middel van het openlijk tentoonstellen en/of aanslaan van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [persoon] heeft aangerand door telastelegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel (een) bericht(en) op haar facebookomgeving geplaatst, inhoudende: “Maar ja het feit blijft heb alles kunnen vertellen ook zijn strafbare feit van hetzelfde wat hij al voor zijn 18e heeft geflikt” en/of “zeker niet nu hij weet wat ik weet dat hij voor zijn 18e ook al een zedendelict heeft gepleegd”, terwijl verdachte wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren;
subsidiair:
zij op of omstreeks 6 februari 2013 februari 2013 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [persoon], in het openbaar schriftelijk heeft beledigd, immers heeft zij (een) bericht(en) op haar facebook-omgeving geplaatst, inhoudende: “Maar ja het feit blijft heb alles kunnen vertellen ook zijn strafbare feit van hetzelfde wat hij al voor zijn 18e heeft geflikt” en/of “zeker niet nu hij weet wat ik weet dat hij voor zijn 18e ook al een zedendelict heeft gepleegd”.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar onder 2 primair impliciet primair is ten laste gelegd, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte wist dat de door haar geplaatste berichten op Facebook in strijd met de waarheid waren.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 primair impliciet primair is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.zij in of omstreeksde periode van 6 februari 2013 t/m

13 februari 2013 te Alphen aan den Rijn,althans in Nederland,een persoon, genaamd [persoon], schriftelijk(en onder een bepaalde voorwaarde)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zij opzettelijk dreigend op Facebook gezet de zinnen: "want dat schiet ik die pedo vader door zijn narsistiesche harsis maar laat ik hem eerst zijn broek vol pissen van angst" en/of"[x] vieze pedofiel ik maak je kapot dat is een belofte..." en/of"idd met mijn mooie glimmende loper op zijn kop ga ik staan lachen als hij zijn schoenen vol pist de achterbakse tering lijer";

2.primair:zij in of omstreeks de periode van op 6 februari 2013 tot en met 13 februari 2013 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,opzettelijk,doormiddelvanhetopenlijktentoonstellenen/of aanslaanvan(een)geschrift(en), de eer en/ofdegoedenaamvan[persoon]heeftaangeranddoortelasteleggingvaneen of meerbepaaldefeiten,methetkennelijkedoelomdaaraanruchtbaarheidtegeven,immersheeftverdachtemetvoormelddoel(een)bericht(en)ophaarFacebook-omgevinggeplaatst,inhoudende:“Maarjahetfeitblijftheballeskunnenvertellenookzijnstrafbarefeitvanhetzelfdewathijalvoorzijn18eheeftgeflikt”en/of“zekernietnuhijweetwatikweetdathijvoorzijn18eookaleenzedendelictheeftgepleegd”, terwijl verdachte wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Smaad, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte het verweer gevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit psychische overmacht, nu zij geen andere uitweg meer zag dan de wijze waarop zij heeft gehandeld.
Het hof stelt voorop dat een beroep op psychische overmacht slechts kan slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Het hof verwerpt het verweer
Het hof betrekt hierbij de volgende uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting gebleken feiten en omstandigheden.
Volgens de verdachte werd zij al tien jaar lastiggevallen door haar ex-vriend, waarbij hij o.a. in de tuin van de verdachte stond. Zij had uiteindelijk een geheim adres.
Nadat zij had geconstateerd dat haar adresgegevens en haar telefoonnummer stonden vermeld in een rapport van Bureau Jeugdzorg, waarvan haar ex-vriend eveneens een afschrift had ontvangen, kreeg zij diezelfde dag weer telefoontjes van hem, waardoor haar kind in de stress raakte en zij kwaad werd. Zij heeft toen diezelfde dag nog haar bedreigingen jegens aangever op haar Facebookpagina geplaatst met de bedoeling dat hij, als hij of mensen in zijn omgeving dit zouden lezen, haar en hun zoon in het vervolg met rust zou laten. De verdachte heeft verklaard dat dit haar manier was om uiting te geven aan haar frustratie en boosheid.
Naar het oordeel van het hof zijn voornoemde feiten en omstandigheden onvoldoende om psychische overmacht aan te nemen. De verdachte heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat er sprake was van enige dwang voortkomend uit haar boosheid doch niet dat die boosheid van dien aard was dat zij daaraan geen weerstand kon en behoefde te bieden. Omtrent de persoonlijkheid van de verdachte zijn geen (op gedragskundig onderzoek gebaseerde) feiten gesteld of gebleken, die tot een ander oordeel zouden leiden.
Van verdachte had mogen worden verwacht dat zij op een andere wijze uiting aan haar boosheid zou geven, temeer nu zij kennelijk met Bureau Jeugdzorg in gesprek was over haar situatie.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is deswege strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en smaad ten aanzien van haar ex-vriend via Facebook op internet. Bij aangever is de vrees ontstaan dat hem iets ernstigs zou overkomen en bovendien is hij in zijn eer en goede naam aangetast. Daarnaast geldt dat de impact van dergelijke uitlatingen op internet groot kan zijn en verstrekkende gevolgen kan hebben voor de persoon die het betreft.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf en de strafmaat acht geslagen op het Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 22 december 2014 van de verdachte, waaruit naar voren komt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk en ook niet nadien is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts houdt het hof bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte destijds met haar toenmalige ex-vriend op zeer gespannen voet leefde en dat – naar ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk is geworden -hij zich toen ook niet altijd onbetuigd heeft gelaten.
Het hof acht het opleggen van geen straf of maatregel, zoals subsidiair door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep is bepleit, niet op zijn plaats, gelet op de ernst en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat
een voorwaardelijke taakstraf van de hierna vermelde duur passend en geboden is, teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 261 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. L. Verheij en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 januari 2015.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.