ECLI:NL:GHDHA:2015:1400

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-000552-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot belastingfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die betrokken was bij een georganiseerd verband dat gebruik maakte van valse documenten om belastingontduiking te faciliteren. De verdachte heeft valse facturen van aangekochte vrachtwagens in zijn administratie opgenomen, met als doel de afdracht van B.T.W. te ontlopen of onterecht B.T.W. terug te vorderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, met de intentie om het systeem van de heffing van omzetbelasting te misbruiken. Dit gebeurde binnen de context van een criminele organisatie, waarvan de verdachte samen met een medeverdachte de oprichter en leidinggevende was.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een geldboete van € 20.000. De uitspraak volgt op een eerdere veroordeling door de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden. Het hof heeft de opgelegde straf gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en het hof heeft ook de lange duur van de procedure in aanmerking genomen, wat in strijd was met het recht op een eerlijke procesgang zoals vastgelegd in het EVRM.

De beslissing van het hof is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft het vertrouwen van de Belastingdienst misbruikt, wat heeft geleid tot schade voor de Staat der Nederlanden. Het hof heeft de geldboete zodanig vastgesteld dat deze rekening houdt met de draagkracht van de verdachte, en heeft de mogelijkheid geboden om de boete in termijnen te betalen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000552-13
Parketnummer: 10-996505-08
Datum uitspraak: 28 januari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1960,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 19 december 2014 en 28 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete ter hoogte van € 20.000,-, subsidiair 200 dagen hechtenis, waarvan € 15.000,-, subsidiair 150 dagen hechtenis, voorwaardelijk.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[…]
Het vonnis waarvan beroep
Namens de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat het hoger beroep zich uitsluitend richt tegen de (hoogte van de) opgelegde straf.
Het hof heeft buiten de strafmotivering en de opgelegde straf, geen aanleiding gevonden om te oordelen dat de eerste rechter niet op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Het vonnis, waarvan beroep, zal worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan. Het vonnis zal op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre wordt opnieuw rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een georganiseerd verband waarin gebruik werd gemaakt van valse documenten om afdracht van B.T.W. te ontlopen of ten onrechte B.T.W. terug te vorderen. De verdachte heeft daartoe valse facturen aangaande aangekochte vrachtwagens in zijn (bedrijfs)administratie opgenomen.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift met de enkele bedoeling het systeem van de heffing van omzetbelasting te misbruiken. Dit handelen vond plaats in het verband van een criminele organisatie, waarvan de verdachte samen met de medeverdachte (mede)oprichter, bestuurder en leidinggever was.
De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting is afhankelijk van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van facturen. Indien facturen worden opgesteld dan wel gebruikt die niet stroken met de werkelijkheid, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting ondergraven. Bij de heffing van belastingen dient de Belastingdienst erop te kunnen vertrouwen dat aangiftes worden gedaan en dat deze juist, volledig en zonder voorbehoud geschieden. De verdachte heeft het in hem gestelde vertrouwen misbruikt en daarvan geprofiteerd. Daarmee heeft hij de Staat der Nederlanden benadeeld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Ter bepaling van de straf heeft het hof voorts acht geslagen op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de op voorhand onderling afgestemde proceshoudingen van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij de verdediging de grieven ten aanzien van de bewezenverklaring heeft ingetrokken en de advocaat-generaal zijn eis ter terechtzitting in hoger beroep heeft geformuleerd zoals hiervoor omschreven.
Het hof stelt daarnaast, evenals de rechtbank, vast dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet op het verloop van de behandeling van deze zaak in hoger beroep en de thans door het hof op te leggen straf, oordeelt het hof dat ter compensatie van de inbreuk op artikel 6 EVRM met de enkele vaststelling daarvan, kan worden volstaan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafmotivering en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 20.000,00 (twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
135 (honderdvijfendertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de
geldboetevoor een gedeelte groot € 5.000,- mag worden voldaan in
20 (twintig) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro);
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking, mr. G. Dulek-Schermers en mr. E. van Die, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 januari 2015.