In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juli 2014. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [Y] te [Z], door de Heffingsambtenaar van de gemeente [Z]. De Heffingsambtenaar had de waarde op 1 januari 2012 vastgesteld op € 1.055.000 voor het kalenderjaar 2013, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
Belanghebbende ging in hoger beroep en tijdens de zitting op 7 april 2015 bereikten partijen een compromis. Ze kwamen overeen dat de waarde van de woning nader moest worden vastgesteld op € 750.000. Het Hof oordeelde dat het eenstemmige oordeel van partijen leidde tot de conclusie dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar, wijzigde de beschikking en stelde de waarde van de woning vast op € 750.000. Tevens werd de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Het Hof veroordeelde de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.591, en gelastte de Heffingsambtenaar om griffierechten van in totaal € 167 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.