ECLI:NL:GHDHA:2015:1251

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
BK-14-01358
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juli 2014. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [Y] te [Z], door de Heffingsambtenaar van de gemeente [Z]. De Heffingsambtenaar had de waarde op 1 januari 2012 vastgesteld op € 1.055.000 voor het kalenderjaar 2013, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

Belanghebbende ging in hoger beroep en tijdens de zitting op 7 april 2015 bereikten partijen een compromis. Ze kwamen overeen dat de waarde van de woning nader moest worden vastgesteld op € 750.000. Het Hof oordeelde dat het eenstemmige oordeel van partijen leidde tot de conclusie dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar, wijzigde de beschikking en stelde de waarde van de woning vast op € 750.000. Tevens werd de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

Het Hof veroordeelde de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.591, en gelastte de Heffingsambtenaar om griffierechten van in totaal € 167 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/01358

Uitspraak van 19 mei 2015

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juli 2014, nummer SGR 14/2924 betreffende de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2012 (hierna: de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [Y] te [Z] (hierna: de woning), voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 1.055.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen (hierna: de aanslag) van de gemeente [Z].
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 45. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 122. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof op 3 april 2015 en op 7 april 2015 van de zijde van belanghebbende nadere stukken ontvangen.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 april 2015, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

3.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld heeft gehouden, en wel in dier voege dat naar hun gemeenschappelijke oordeel de waarde van de woning nader moet worden vastgesteld op € 750.000.
3.2.
Het Hof sluit zich aan bij dit eenstemmige oordeel van partijen. In dit oordeel ligt besloten dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

4.1.
Het Hof acht termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, voor de onderhavig zaak vast op € 1.470 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank en voor het Hof (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van het Hof à € 490 x 1 (gewicht van de zaak)) en € 121 wegens kosten van het taxatierapport, in totaal derhalve op € 1.591.
4.2.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 45, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 122 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de waarde van de woning wordt vastgesteld op € 750.000;
- vermindert de aanslag dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.591; en
- gelast de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 167 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. W.M.G. Visser, P.J.J. Vonk en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 19 mei 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.