Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- [appellant] heeft in december 1996 zijn toenmalige glastuinbouwbedrijf met bijbehorende gronden (groot 7.770 m2) verkocht en geleverd aan [geïntimeerde].
- [geïntimeerde] heeft het gekochte bij diens naastgelegen glastuinbouwbedrijf gevoegd. Bij dat bedrijf behoorde een agrarische door [geïntimeerde] bewoonde bedrijfswoning.
- Bij het glastuinbouwbedrijf van [appellant] behoorde ook een woning (met omliggende grond) welke woning destijds de publiekrechtelijke bestemming van agrarische bedrijfswoning had. [appellant] heeft die woning niet aan [geïntimeerde] verkocht. Hij is daar blijven wonen.
- In de koopovereenkomst (verder: de overeenkomst) van december 1996 heeft [appellant] zich verbonden om met betrekking tot zijn woning een eerste recht van koop (verder: voorkeursrecht) aan [geïntimeerde] te verlenen. Het desbetreffende artikel 18 luidt als volgt:
1. tegen de agrarische waarde voor zowel het woonhuis als de onder- en omliggende grond, vast te stellen in
onderling overleg of door drie taxateurs;
2. de uit dit kooprecht voortvloeiende rechten c.q. verplichtingen zullen overgaan op de rechtsopvolgers onder
bijzondere en algemene titel van zowel verkoper als koper;
Onder meeropbrengst wordt verstaan, de door koper gerealiseerde / te realiseren verkoopopbrengst van het woonhuis met circa 685 m2 onder- en omliggende grond minus de verkrijgingsprijs door koper, te vermeerderen met de kosten koper, kosten kadastraal recht en kosten notaris (i.v.m. transport) en de eventuele kosten van verbeteringen aan genoemd woonhuis.
- Bij notariële akte van 18 december 1996 (verder: de notariële akte) is het glastuinbouwbedrijf van [appellant] aan [geïntimeerde] geleverd. De akte bevat een voorkeursrecht met betrekking tot het woonhuis van [appellant] ten behoeve van [geïntimeerde].
- [geïntimeerde] heeft bij akte van 1 maart 2007 een groot deel van (de gronden van) zijn kassencomplex verkocht en geleverd aan een derde genaamd [naam] [appellant]. (Die overgedragen percelen hebben de kadastrale nummers [nummer 1] en [nummer 2].) Een relatief klein gedeelte van de door [geïntimeerde] van [appellant] gekochte gronden (dat gedeelte: nummer [nummer 3], groot circa 1.100 m2) heeft [geïntimeerde] in eigendom behouden en
- In 2010 hebben de woningen van [appellant] en [geïntimeerde] de bestemming woondoeleinden (verder: burgerwoning) gekregen, bij de beperking tot gebruik uitsluitend als agrarische bedrijfswoning is vervallen.
- De woning van [appellant] is - los van het voorkeursrecht - vanwege die bestemmingswijziging thans circa € 150.000,- meer waard.
- waaronder het recht om de woning voor de agrarische waarde te verwerven - zouden komen te vervallen indien de vrijstelling vanwege een bestemmingswijziging niet meer nodig was, volgt niet uit de stellingen van [appellant]. Dit te meer niet omdat - zoals hiervoor werd overwogen - partijen hebben voorzien dat de woning een niet-agrarische bestemming zou kunnen krijgen.
3.Beslissing
- i) dat het voorkeursrecht vervalt ingeval [geïntimeerde] (of een rechtsopvolger) impliciet of expliciet van het gebruik van het voorkeursrecht afziet en [appellant] (of een rechtsopvolger) vervolgens binnen 6 maanden daarna de woning vervreemdt;
- ii) dat de in de notariële akte onder c.1 opgenomen zin, luidende "Een door de vervreemder te verbeuren boete is niet voor rechterlijke matiging vatbaar" geen gelding heeft;