ECLI:NL:GHDHA:2015:1131

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.138.393/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerechtshof Den Haag en verwijzing naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellante] en de maatschap Vos & De Lange Advocaten, waarbij [appellante] in hoger beroep is gekomen van een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Breda. Het hof heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om van het hoger beroep kennis te nemen niet bij hen ligt, maar bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit is gebaseerd op de relatieve bevoegdheid, die wordt bepaald door de rechtbank die de in appel bestreden uitspraak heeft gedaan. Het hof heeft de zaak derhalve verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.138.393/01
Zaak-rolnummer rechtbank: 765250 CV EXPL. 13-1245

Arrest d.d. 24 februari 2015

in de zaak van

[appellante],

wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. M. Ras te Almere,
tegen
1.
de maatschap naar burgerlijk recht Vos & De Lange Advocaten,
kantoorhoudende te Barendrecht,
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.J. Nauta Advocaten B.V.,
kantoorhoudende te Barendrecht,
3.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mr. P.A. de Lange Advocatenpraktijk B.V.,
kantoorhoudende te Piershil, gemeente Korendijk,
geïntimeerden,
geïntimeerde sub 1 hierna te noemen de maatschap en geïntimeerden tezamen, in enkelvoud, VDL,
advocaat: mr. P.A. de Lange te Barendrecht.

Het geding

Bij exploot van 26 november 2013, gevolgd door herstelexploten van 24 januari 2014, is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 28 augustus 2013 dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Breda (hierna de kantonrechter) tussen de maatschap als eiseres en [appellante] als gedaagde heeft gewezen. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellante] tegen dat vonnis twee grieven aangevoerd, die VDL bij memorie van antwoord (met producties) heeft bestreden. Ten slotte hebben partijen hun stukken overgelegd voor arrest.

De bevoegdheid van het hof

Het vonnis waarvan beroep is gewezen door de kantonrechter te Breda, terwijl appel is ingesteld bij dit hof. De relatieve bevoegdheid van het hof wordt bepaald door het antwoord op de vraag welke rechtbank de in appel bestreden uitspraak heeft gedaan; bevoegd is het hof van het ressort waarin deze rechtbank ligt. Deze relatieve bevoegdheid is van openbare orde en dient het hofambtshalve te beoordelen (HR 27 januari 1984, NJ 1984/399). Niet dit hof maar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is bevoegd in dezen te beslissen. De zaak dient derhalve in de stand waarin deze zich bevindt ter verdere behandeling te worden verwezen naar laatstgenoemd hof.

Beslissing

Het hof:
verklaart zich onbevoegd van dit hoger beroep kennis te nemen;
verwijst de zaak, in de stand waarin zij zich bevindt, naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, A.C. van Schaick en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015 in aanwezigheid van de griffier.