Tegen de vaststelling van de feiten in r.o. 2 van het beroepen vonnis is geen bezwaar geuit, zodat ook het hof daarvan als juist zal uitgaan.
In deze zaak gaat het in essentie om de vraag of [appellant] inzake de levering van groene stroom door Groene Energie nog een bedrag in hoofdsom aan Groene Energie is verschuldigd. Met name zijn partijen verdeeld over de vragen of de aan de vordering van Groene Energie ten grondslag liggende meterstanden door haar correct zijn weergegeven en vervolgens in de berekeningen zijn betrokken, alsmede of de door [appellant] betaalde voorschotbedragen correct zijn verwerkt in de vordering van Groene Energie.
Grief Iheeft betrekking op de juistheid van de meterstanden. [appellant] voert in de toelichting op de grief aan, kort weergegeven, dat onduidelijk is wie de meterstanden heeft opgenomen of geschat, alsmede dat mogelijkerwijs sprake is van een vergissing in zijn nadeel bij de opname.
Onder verwijzing naar een reeds in prima in het geding gebrachte schermprint van het zgn. toegankelijk meetregister zoals daarin wordt voorzien door Energie Data Services Nederland, alsmede een bijlage van de gebruikershandleiding voor dit informatiesysteem (zie producties 1 en 2 bij de akte uitlating na comparitie), heeft Groene Energie in haar memorie van antwoord aangevoerd – kortweg – dat de meterstanden van 10 maart 2008 en 23 april 2008 in eerste instantie berusten op schattingen van de netbeheerder, waarna op basis van een opname door de netbeheerder op 18 juni 2008 aan het licht kwam dat de eerdere geschatte meterstanden niet juist waren en grond opleverden voor een herberekening en een gecorrigeerde afrekening.
Het hof begrijpt de opstelling van [appellant] aan de hand van diens pleitnotities vervolgens aldus dat hij niet (langer) de echtheid van de bovengenoemde schermprint betwist (zie punt 5 van de pleitnotities van [appellant]), doch als enige verklaring voor het geschil thans nog ziet dat de gegevens van de schermprint weliswaar correct zijn, doch betrekking hebben op een ander afnameadres dan (destijds) dat van [appellant] (te weten [adres]).
Daargelaten dat het thans de facto gaat om een veronderstelling die niet toereikend op feiten is gebaseerd, stelt het hof vast dat [appellant] miskent dat het op voornoemde schermprint links-bovenaan weergegeven nummer, volledig overeenstemt met het meercijferige nummer zoals dat op elk van de tot hem op bovengenoemd adres gerichte eind- of jaarafrekeningen waarvan ten processe nakoming (betaling) wordt gevorderd, in de aanhef is vermeld.
De grief is vergeefs voorgedragen.
Met
grief 2brengt [appellant] in essentie naar voren dat de rechtbank zijns inziens ten onrechte heeft aangenomen dat niet is komen vast te staan dat – behoudens de door Groene Energie reeds verwerkte voorschotbedragen – nog andere bedragen zijn voldaan.
Ter onderbouwing van de grief heeft [appellant] in zijn memorie van grieven een overzicht opgenomen van de aan Groene Energie betaalde voorschotbedragen, waarop hij de conclusie doet steunen dat alle voorschotbedragen tot een totaal van € 540,00 zijn voldaan, zulks behoudens één voorschotbetaling van € 10,00.
Groene Energie heeft te dezer zake verwezen naar een specificatie (betalingsoverzicht) die zij in prima reeds in het geding heeft gebracht (productie 1 bij brief d.d. 20 september 2012, overgelegd met het oog op de gelaste comparitie van partijen van 1 oktober 2012). Uit deze specificatie komt naar voren dat [appellant] voorschotbedragen tot een totaal van € 443,00 zou hebben voldaan. Daar komt dan bij dat Groene Energie blijkens haar memorie van antwoord stelt geen rekening te hebben gehouden met een door [appellant] op 21 april 2009 gedane voorschotbetaling van € 57,00, zodat het standpunt van Groene Energie erop neerkomt dat uitgegaan moet worden van de betaling van voorschotten tot een totaal van € 500,00.
Op deze grondslag heeft Groene Energie vervolgens haar vordering op [appellant] verminderd met genoemd bedrag van € 57,00, zodat zij thans in hoofdsom nog vordert een bedrag van € 1.628,69.
De verschillen in de wederzijdse standpunten met betrekking tot de betaling en verrekening van de voorschotten, lopen aldus niet ver uiteen en vertegenwoordigen niet meer dan een vermogensrechtelijke waarde van € 40,00, welk bedrag [appellant] stelt méér te hebben betaald dan door Groene Energie wordt aangegeven aan voorschotten te hebben ontvangen en verrekend. Rekening houdend met de erkenning door [appellant] dat hij één voorschotnota ad € 10,00 onbetaald heeft gelaten, is het geschil tussen partijen met betrekking tot de vraag welk totaalbedrag als voorschot is betaald en mitsdien op de vordering in hoofdsom in mindering moet worden gebracht, beperkt tot een waarde van € 30,00.
Het hof overweegt dat het op de weg van Groene Energie als eisende partij zou hebben gelegen om zich in hoger beroep niet te beperken tot de blote stelling dat met alle door [appellant] gedane (voorschot)betalingen rekening is gehouden, maar om desgewenst (nadere) feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit de juistheid van haar vordering blijkt. Nu zodanige feiten of omstandigheden ontbreken, zal het hof het standpunt van [appellant] met betrekking tot de betaalde voorschotten volgen, en op de (reeds verminderde) vordering van Groene Energie in hoofdsom ad € 1.628,69, het bedrag van € 30,00 in mindering brengen, resulterend in een totaal van € 1.598,69 in hoofdsom te voldoen.
In zoverre treft grief 2 doel en kan het beroepen vonnis niet in stand blijven.
Met
grief 3betoogt [appellant] in essentie dat de rechtbank zich te veel heeft laten leiden door de door Groene Energie verschafte meterstanden, terwijl het op de weg van de rechtbank zou hebben gelegen om Groene Energie opdracht te geven de van de netbeheerder afkomstige meterstanden in het geding te brengen.
Nu in het voorgaande ligt besloten dat de vanwege de netbeheerder verschafte gegevens in beide instanties aan de orde zijn gesteld en aan de beslissing ten grondslag zijn gelegd, is de grief vergeefs voorgedragen.
De slotsom. De door Groene Energie met € 57,00 tot € 1.628,69 verminderde vordering in hoofdsom, komt tot het totaalbedrag van € 1.598,69 voor toewijzing in aanmerking, onder afwijzing van het meerdere.
De juistheid van de toewijzing door de rechtbank van de nevenvorderingen vormt in dit hoger beroep geen onderdeel van de rechtsstrijd, zij het dat het beroepen vonnis niet in stand zal kunnen blijven voor zover daarin met betrekking tot de nevenvorderingen wordt voortgebouwd op de aanvankelijke (te hoge) eis. Nu partijen dienaangaande verder geen gegevens hebben verschaft, zal [appellant] worden veroordeeld om over elke onbetaalde afrekening aan Groene Energie de wettelijke rente te vergoeden vanaf de datum van verval tot aan de algehele voldoening (zulks in overeenstemming met hetgeen de rechtbank overeenkomstig het gestelde in r.o. 3.2 van het beroepen vonnis onbestreden aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd).
Ten slotte zal de veroordeling van [appellant] tot betaling van de kosten van buitengerechtelijke incasso tot het bedrag van € 300,00 worden bekrachtigd.
Als de goeddeels in het ongelijk te stellen partij dient [appellant] te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep (twee punten in tarief I).
Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet ter zake dienende, buiten bespreking blijven. Voor het honoreren van enig bewijsaanbod is in het licht van het voorgaande geen plaats.
Beslissing