Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],wonende te [woonplaats],hierna: [appellant 1],
[appellant 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: [appellant 2];
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant 1] en [appellant 2] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, team kanton, waarin de geldigheid van een dealerovereenkomst tussen hen en Telepact b.v. ter discussie staat. De appellanten hebben in hoger beroep negen grieven aangevoerd tegen het vonnis van 10 juli 2013. De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst rechtsgeldig is ondertekend door [appellant 1], aangezien deze betwist dat hij de overeenkomst heeft ondertekend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, wat door hen wordt bestreden.
De feiten zijn als volgt: [appellant 1] en [appellant 2] hebben op 1 januari 2008 een vennootschap onder firma opgericht, Wateringseveld Telecom, die zich bezighield met telecommunicatie. Telepact heeft hen facturen gestuurd voor geleverde diensten, die onbetaald zijn gebleven. De appellanten stellen dat de overeenkomst niet door hen is ondertekend, maar door een derde, [G], die niet bevoegd was om namens hen te handelen. Het hof oordeelt dat Telepact niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de handtekening op de overeenkomst daadwerkelijk van [appellant 1] is. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van Telepact af, waarbij het hof oordeelt dat de appellanten niet gebonden zijn aan de overeenkomst.
De uitspraak van het hof houdt in dat Telepact de kosten van het geding moet vergoeden aan de appellanten, en dat de appellanten recht hebben op terugbetaling van eerder gedane betalingen aan Telepact, vermeerderd met wettelijke rente. Dit arrest is gewezen op 3 februari 2015.