ECLI:NL:GHDHA:2015:1105

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.132.275/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over ontslag op staande voet en vaststellingsovereenkomst in arbeidsgeschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Connect Trans B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de kantonrechter een vordering van [T] tot betaling van loon en wettelijke verhoging heeft toegewezen. Connect Trans, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.S. van Popering-Kalkman, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het dienstverband van [T] op 8 maart 2013 is geëindigd door een vaststellingsovereenkomst, terwijl [T], bijgestaan door advocaat mr. J.J. Perrels, dit ontkent. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Connect Trans [T] op staande voet had ontslagen wegens ongeoorloofd gebruik van een tankpas en telefoon.

Het hof heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het bestaan van de vaststellingsovereenkomst bij Connect Trans ligt. Connect Trans heeft een verklaring van [S] overgelegd ter ondersteuning van haar stelling, maar het hof achtte deze onvoldoende, vooral gezien de eerdere verklaring van [S] die geen melding maakte van een vaststellingsovereenkomst. Het hof verwierp daarom het beroep op de vaststellingsovereenkomst en oordeelde dat het principale hoger beroep van Connect Trans faalde.

In het incidentele hoger beroep heeft [T] gegriefd tegen de afwijzing van zijn loonvordering voor de periode na 31 mei 2013. Het hof oordeelde dat de kantonrechter deze post abusievelijk over het hoofd had gezien en heeft Connect Trans veroordeeld tot betaling van € 985,25 bruto, vermeerderd met wettelijke rente en wettelijke verhoging. Het hof heeft de kosten van het principale hoger beroep voor Connect Trans bepaald op € 931,00 en de kosten van het incidentele hoger beroep gecompenseerd. Het arrest is gewezen op 3 februari 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.132.275/01
Zaak-rolnummer rechtbank: 1269620 CV EXPL 13-2690
Arrest d.d. 3 februari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
connect trans b.v.,
gevestigd te Leiden,
appellante in het principale hoger beroep,
geïntimeerde in het incidentele hoger beroep,
hierna aan te duiden als Connect Trans,
advocaat mr. A.J.S. van Popering-Kalkman te Gouda,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principale hoger beroep,
appellant in het incidentele hoger beroep,
hierna aan te duiden als [T],
advocaat mr. J.J. Perrels te Hoofddorp.

1.Het geding

Bij exploot van 16 juli 2013 is Connect Trans in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 juni 2013 dat de rechtbank Den Haag, team kanton Leiden/Gouda, locatie Leiden, (hierna: de kantonrechter) als voorzieningenrechter in kort geding tussen partijen heeft gewezen. Bij memorie van grieven heeft Connect Trans tegen dat vonnis een grief aangevoerd die [T] bij memorie van antwoord heeft bestreden. Zijnerzijds heeft [T] incidenteel hoger beroep tegen het bestreden vonnis ingesteld en daartegen vier grieven aangevoerd die Connect Trans bij memorie van antwoord in incidenteel appel heeft bestreden. Ten slotte hebben partijen hun stukken overgelegd voor arrest.

2.Vaststaande feiten

2.1
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties dan wel als door de kantonrechter vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, de navolgende feiten vast.
2.2
[T] is ingevolge een voor de bepaalde tijd van een jaar aangegane arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2012 als chauffeur in dienst van Connect Trans getreden. Hem werd door Connect Trans voor de uitvoering van zijn werkzaamheden een bestelbus met een tankpas ter beschikking gesteld.
2.3
Op 25 februari 2013 heeft [T] een gesprek gehad met [A], de middellijk bestuurder van Connect Trans, in het bijzijn van ene [S], een kennis van [A]. In dat gesprek is [T] aangesproken op ongeoorloofd gebruik van de tankpas en hebben partijen ook gesproken over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 2 maart 2013 heeft een volgend gesprek plaatsgevonden tussen dezelfde personen waarbij thans ook de moeder van [T] aanwezig was.
2.4
Op vrijdagavond 8 maart 2013 hebben [A] en [S] zich vervoegd ten huize van [T], waar zij de bestelbus, de tankpas en een mobiele telefoon hebben opgehaald. Op zondag 10 maart 2013 is er telefonisch contact tussen [T] en [A] geweest. Bij brief van 12 maart 2013 heeft [T] bezwaar gemaakt tegen het ontslag waarvan hij uit dat telefoongesprek had begrepen dat het hem zonder toestemming van het UWV Werkbedrijf gegeven was.
2.5
Op die brief is namens Connect Trans bij brief van 14 maart 2013 geantwoord door mr. Stals van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. met de mededeling dat [T] op 8 maart 2013 op staande voet was ontslagen wegens ongeoorloofd gebruik van de tankpas en wegens eveneens ongeoorloofd gebruik van een telefoon in privétijd. In deze brief werd ook aangekondigd dat Connect Trans een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou indienen op grond van dringende redenen, subsidiair wegens gewichtige redenen bestaande in een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie. Dat verzoek is ook ingediend en de kantonrechter heeft daarop bij beschikking van 19 juni 2013 de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog zou bestaan, wegens een gewichtige reden, bestaande uit een dringende reden, met onmiddellijke ingang ontbonden onder verwijzing van [T] in de gedingkosten.

3.Bespreking van het principale hoger beroep

3.1
In haar enige grief beklaagt Connect Trans zich er geheel in het algemeen over dat de kantonrechter de vorderingen van [T] ter zake salaris, wettelijke rente en wettelijke verhoging ten onrechte heeft toegewezen. Blijkens de daarop gegeven toelichting komt de grief er echter op neer dat Connect Trans, die in eerste aanleg tegen de vorderingen van [T] had aangevoerd dat het dienstverband door een wegens dringende redenen gegeven ontslag geëindigd was, dat verweer intrekt. Zij stelt zich thans op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst op 8 maart 2013 niet door een gegeven ontslag geëindigd is, maar door een vaststellingsovereenkomst die partijen reeds in februari 2013 zouden hebben gesloten. In een in die maand gehouden gesprek (Connect Trans lijkt te doelen op het gesprek van 25 februari 2013) zouden partijen zijn overeengekomen dat [T] tot 8 maart 2013 zijn werk zou voortzetten en een nieuwe chauffeur zou inwerken, dat hij per 8 maart 2013 uit dienst zou treden en dat partijen na de financiële eindafrekening niets meer van elkaar te vorderen zouden hebben en elkaar finale kwijting verleenden.
3.2
De hiervan opgemaakte schriftelijke overeenkomst is ter bescherming van [T] belang bij een werkloosheidsuitkering op 31 januari 2013 gedateerd, door beide partijen getekend en door Connect Trans bij haar memorie van grieven in het geding gebracht. Dat van de vaststellingsovereenkomst in eerste aanleg geen gewag gemaakt werd, schrijft Connect Trans daaraan toe dat zij de overeenkomst kwijt geraakt was, dat een geheel ander en onjuist verweer gevoerd werd, komt volgens Connect Trans doordat mr. Stals [A], die gebrekkig Nederlands spreekt, verkeerd begrepen heeft.
3.3
[T] ontkent deze vaststellingsovereenkomst. Hij stelt dat hij de door Connect Trans overgelegde overeenkomst nimmer tevoren gezien heeft en al helemaal niet ondertekend heeft.
3.4
De bewijslast ten aanzien van het bestaan van de door Connect Trans gestelde en door [T] betwiste vaststellingsovereenkomst rust op Connect Trans. Ten bewijze daarvan heeft zij een schriftelijke verklaring van [S] overgelegd waarin deze de stelling van Connect Trans bevestigt. Het hof acht dit onvoldoende, zeker tegen de achtergrond van de eerder in eerste aanleg door [T] overgelegde en door Connect Trans niet bestreden verklaring van [S] waarin van een vaststellingsovereenkomst niet gerept wordt. Naar het oordeel van het hof is voor verdere bewijslevering in dit kort geding geen plaats. Dat geldt te meer nu het hof uiterst onwaarschijnlijk acht dat bewijslevering voldoende duidelijkheid kan opleveren als daarvan geen deskundigenonderzoek naar de echtheid van Tamuls handtekening onder de vaststellingsovereenkomst deel uitmaakt.
3.5
Het beroep op de vaststellingsovereenkomst en daarmee de enige grief in het principale hoger beroep moeten daarom worden verworpen. Het principale hoger beroep faalt. Connect Trans dient als in het ongelijk gestelde partij in de kosten daarvan te worden verwezen.

4.Bespreking van het incidentele hoger beroep

4.1
Bij de op 22 mei 2013 uitgebrachte inleidende dagvaarding vorderde [T] het hem toekomende loon en wel:
wegens nog toekomend tot en met 31 januari 2013 een bedrag van € 630,93 bruto;
wegens toekomend over de periode van 1 februari 2013 tot en met 31 mei 2013 € 1.555,66 bruto per maand of in totaal € 6.222,64;
wegens toekomend na 31 mei 2013 € 1.555,66 bruto per maand tot aan de einddatum van het dienstverband.
De posten a) en b) zijn bij het bestreden vonnis toegewezen. Over post c) is niets overwogen en ze is afgewezen. Daartegen richt zich grief A.
4.2
Deze grief slaagt. Uit het ontbreken van elke motivering moet worden afgeleid dat de kantonrechter de post slechts abusievelijk over het hoofd heeft gezien. Connect Trans heeft ertegen aangevoerd dat het dienstverband reeds op 8 maart 2013 als gevolg van de gestelde vaststellingsovereenkomst is geëindigd, maar uit het in paragraaf 3 overwogene volgt dat dat verweer verworpen moet worden. Verder voert Connect Trans aan dat [T] niet heeft onderbouwd hoe hij tot het genoemde salarisbedrag komt, maar dat heeft [T] wel degelijk onderbouwd, namelijk onder 5.3 van de inleidende dagvaarding. Connect Trans heeft daarop niet adequaat gereageerd. Aan [T] dient daarom met vernietiging in zoverre van het bestreden vonnis alsnog over de periode van 1 tot en met 19 juni 2013 te worden toegewezen een bedrag van (19/30 maal € 1.555,66 of) € 985,25.
4.3
Volgens de toelichting op deze grief dient dit bedrag te worden vermeerderd met vakantietoeslag en vergoeding voor opgebouwde vakantiedagen, maar daarin zal het hof [T] niet volgen, nu deze onvoldoende heeft uiteengezet waarop hij uit dien hoofde aanspraak meent te hebben.
4.4
Met grief B klaagt [T] erover dat de kantonrechter de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:626 BW heeft gematigd tot 10%. De daartoe door [T] aangevoerde omstandigheden acht het hof echter onvoldoende relevant. Wel zal het hof de wettelijke verhoging vermeerderen naar evenredigheid van de aanvulling van de veroordeling tot loonbetaling.
4.5
Grief C behoeft geen afzonderlijke bespreking, nu zij inhoudelijk geen bezwaar tegen het bestreden vonnis maar slechts een bewijsaanbod bevat.
4.6
Met grief D betoogt [T] dat Connect Trans verwezen dient te worden in de kosten van de gevoerde ontbindingsprocedure. Deze grief faalt omdat over die kosten niet beslist kan worden in dit geding maar erover beslist heeft moeten worden en beslist is in het ontbindingsgeding zelf.
4.7
Nu partijen in het incidentele hoger beroep over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten daarvan worden gecompenseerd als na te melden.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het door de rechtbank Den Haag, team kanton Leiden/Gouda, locatie Leiden, in kort geding tussen partijen gewezen vonnis van 19 juni 2013 voor zover daarbij Tamuls vordering tot betaling van loon met wettelijke verhoging vanaf 31 mei 2013 werd afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Connect Trans tot betaling van € 985,25 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over het netto bedrag dat Connect Trans op grond hiervan aan [T] verschuldigd is, vanaf 19 juni 2013 tot de dag van betaling en voorts vermeerderd met een wettelijke verhoging van € 98,52;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het door de rechtbank Den Haag, team kanton Leiden/Gouda, locatie Leiden, in kort geding tussen partijen gewezen vonnis van 19 juni 2013 voor het overige;
veroordeelt Connect Trans in de kosten van het principale hoger beroep en bepaalt deze, voor zover tot op heden aan de zijde van [T] gevallen, op € 299,00 voor griffierecht en € 632,00 voor salaris advocaat;
compenseert de kosten van het incidentele hoger beroep aldus dat elke partij met de aan haar zijde gevallen kosten belast blijft;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, J.H.W. de Planque en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015 in aanwezigheid van de griffier.