ECLI:NL:GHDHA:2015:1028

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
200.149.552-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de hoofdelijke aansprakelijkheid bij overgang van onderneming in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat betrekking heeft op de overgang van onderneming en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de betrokken partijen. De appellanten, Kwekerij [de v.o.f.] V.O.F., hebben in eerste aanleg verloren en vorderen in hoger beroep vernietiging van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 maart 2014. De zaak betreft twee werknemers, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], die in dienst waren bij de appellanten en die hun arbeidsovereenkomsten opgezegd zagen na een verzoek om ontslag dat was ingediend bij het UWV. De rechtbank had de vorderingen van de werknemers toegewezen, maar de appellanten zijn van mening dat de hoofdelijkheid van de aansprakelijkheid niet van toepassing is, omdat er sprake zou zijn van een overgang van onderneming. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de grieven van de appellanten beoordeeld. Het hof oordeelt dat de aansprakelijkheid van de appellanten beperkt is tot de datum van de overgang van onderneming, zoals bepaald in artikel 7:663, tweede volzin BW. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de appellanten betreft en wijst de vorderingen van de werknemers af, waarbij de proceskosten worden toegewezen aan de appellanten. Dit arrest is gewezen op 12 mei 2015 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.149.552/01
Zaaknummer rechtbank : 2764269 RL EXPL 14-4040
arrest van 12 mei 2015
inzake

1.Kwekerij [de v.o.f.] V.O.F.,

gevestigd te [plaats],

2. [appellant 2],

wonende te [plaats],

3. [appellant 3],

wonende te [plaats],

4. [appellant 4],

appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: [de v.o.f.] c.s.,
advocaat: mr. A.W. van Luipen te Zeist,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [plaats],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],

2. [geïntimeerde 2],

wonende te [plaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerde 2],
advocaat: mr. O.J. Praamstra te Zoetermeer.
Het geding
Bij tussenarrest van dit hof van 24 juni 2014 is een comparitie van partijen bepaald, die op 18 september 2014 heeft plaatsgevonden. Van de comparitie van partijen is een proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft [de v.o.f.] bij memorie van grieven met producties acht grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met een productie hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] de grieven bestreden.
Vervolgens heeft [de v.o.f.] op 24 februari 2015 arrest gevraagd en op 10 maart 2015 de stukken gefourneerd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het vonnis van 10 maart 2014 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
1.1.
Kwekerij [de v.o.f.] v.o.f. is een vennootschap onder firma van appellanten 2 tot en met 4: de heren [appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4] [de v.o.f.] c.s. hield zich bezig met de teelt van gewassen, in het bijzonder paprika's, in haar kassen aan de [adres] te [plaats].
1.2.
[geïntimeerde 1] is op 1 juni 2005 bij [de v.o.f.] c.s. in dienst getreden als productiemedewerker algemeen. Zijn laatstverdiende loon bedraagt € 1.726,32 bruto per maand, te vermeerderen met een persoonlijke toeslag van € 249,23 bruto per maand. Vanaf 1 juni 2013 is [geïntimeerde 1] arbeidsongeschikt.
1.3.
[geïntimeerde 2] is op 1 november 2008 bij [de v.o.f.] c.s. in dienst getreden als productiemedewerker algemeen. Zijn laatstverdiende loon bedraagt € 2.104,82 bruto per maand, te vermeerderen met een persoonlijke toeslag van € 108,16 bruto per maand. Vanaf 2 september 2013 is [geïntimeerde 2] arbeidsongeschikt.
1.4.
Op 9 oktober 2013 heeft [de v.o.f.] c.s. aan het UWV toestemming gevraagd om al haar werknemers te ontslaan. Het verzoek is gebaseerd op volledige staking van de bedrijfsactiviteiten. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben verweer gevoerd. UWV heeft de gevraagde toestemming verleend bij beslissing van 28 november 2013. [de v.o.f.] c.s. heeft de arbeidsovereenkomsten met [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] vervolgens opgezegd tegen 29 december 2013.
1.5.
Bij brieven van respectievelijk 3 en 6 januari 2014, gericht aan zowel [de v.o.f.] c.s. als Nieuwkoop Paprika's, heeft de advocaat van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzeggingen op grond van art. 7:670 leden 1 en 8 BW. Daarbij is doorbetaling van loon gevorderd. [de v.o.f.] c.s. en Nieuwkoop Paprika's hebben doorbetaling van loon geweigerd.
1.6.
In eerste aanleg hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gevorderd - samengevat - [de v.o.f.] c.s. en Nieuwkoop Paprika's hoofdelijk te veroordelen aan hen te betalen (i) het loon c.a. totdat de betreffende arbeidsovereenkomst rechtgeldig is geëindigd, (ii) de wettelijke verhoging over de achterstallige loontermijnen, (iii) buitengerechtelijke incassokosten en (iv) de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen toegewezen met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, en de wettelijke verhoging gesteld op 10%.
2. In hoger beroep vordert [de v.o.f.] c.s. vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] niet ontvankelijk te verklaren, althans hun vorderingen af te wijzen, hen te veroordelen terug te betalen aan [de v.o.f.] c.s. hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hen heeft betaald, met veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de kosten van de beide instanties.
3. [de v.o.f.] c.s. heeft acht grieven aangevoerd. Het hof zal eerst grief 7 behandelen. Deze grief richt zich tegen de hoofdelijke veroordeling van [de v.o.f.] c.s.. Volgens [de v.o.f.] c.s. is daarvoor geen grond indien er sprake is van een overgang van onderneming. In dat geval is [de v.o.f.] c.s. slechts (hoofdelijk) aansprakelijk voor loon c.a. tot aan de datum van de overgang, maar daarna niet meer. Van een vordering met die strekking is geen sprake, aldus nog steeds [de v.o.f.] c.s..
4. Deze grief slaagt. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben geen andere grondslag voor de hoofdelijkheid gesteld dan overgang van onderneming. De aansprakelijkheid van [de v.o.f.] c.s. is dan beperkt als door haar verdedigd, namelijk tot de datum van (de gestelde) overgang van onderneming (art. 7:663, tweede volzin BW). Dat [de v.o.f.] c.s. in dat opzicht niet aan haar verplichtingen jegens hen heeft voldaan, is gesteld noch gebleken. Voor zover geen sprake was van een overgang van onderneming is de aansprakelijkheid van [de v.o.f.] c.s. onvoldoende onderbouwd, nu in dat geval de arbeidsovereenkomsten rechtsgeldig door [de v.o.f.] c.s. zijn opgezegd tegen 29 december 2013 wegens bedrijfsbeëindiging. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt. De overige grieven behoeven bij gebrek aan belang geen verdere bespreking.
5. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover [de v.o.f.] c.s. daarbij is veroordeeld. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De kosten van [de v.o.f.] c.s. in eerste instantie zullen op de helft worden bepaald van hetgeen op grond van het liquidatietarief wordt berekend, nu deze gemachtigde ook optrad voor de destijds andere gedaagde, Nieuwkoop Paprika’s BV, die geen partij is in onderhavig geding. De gevorderde terugbetaling van al hetgeen [de v.o.f.] c.s. ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, zal worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat [de v.o.f.] c.s. iets met die strekking aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] heeft betaald. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals gevorderd.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, Team Kanton Den Haag van 10 maart 2014 voor zover gewezen tussen partijen,
en opnieuw rechtdoende:
  • wijst de vorderingen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voor zover gericht tegen
  • veroordeelt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [de v.o.f.] c.s. tot op 10 maart 2014 begroot op € 109,50 aan griffierecht en
  • veroordeelt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [de v.o.f.] c.s. tot op heden begroot op € 77,52 aan explootkosten, € 704,-- aan griffierecht en € 1.788,-- aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, V. Disselkoen en C.J. Frikkee en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2015 in aanwezigheid van de griffier.