ECLI:NL:GHDHA:2014:881

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
22-005528-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1963 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis dat op 29 oktober 2012 was gewezen. De dagvaarding was op 25 september 2012 aan de verdachte uitgereikt, waardoor hij binnen veertien dagen na de uitspraak in hoger beroep had moeten komen. Echter, de verdachte heeft pas op 29 november 2012 hoger beroep ingesteld, wat resulteerde in een termijnoverschrijding.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte aangevoerd dat hij leed aan een onbekende ziekte, waardoor hij niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De verdediging heeft ook verzocht om getuigen te horen die de gezondheidstoestand van de verdachte konden bevestigen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De getuigen die door de verdediging waren voorgesteld, zouden enkel de verklaring van de verdachte kunnen onderbouwen, maar hun getuigenis was niet noodzakelijk voor de beoordeling van de zaak.

Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en heeft het de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze beslissing is genomen in het openbaar en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. C.J. van der Wilt, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005528-12
Parketnummer: 09-198635-12
Datum uitspraak: 25 februari 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 29 oktober 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1963,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De dagvaarding van de verdachte om op 29 oktober 2012 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 25 september 2012.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 29 oktober 2012 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter pas op
29 november 2012 hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door en namens de verdachte een beroep op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gedaan. De verdachte heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij reeds vanaf de periode van de uitreiking van de dagvaarding op het politiebureau tot enkele weken na de terechtzitting in eerste aanleg aan een onbekende ziekte leed die maakte dat hij niet in staat was aanhouding van behandeling van de zaak te (laten) verzoeken, dan wel om zich binnen twee weken na de uitspraak van het vonnis tot de griffie te wenden om hoger beroep tegen het voormelde vonnis in te stellen of hiertoe een ander te machtigen.
Subsidiair heeft de verdediging een (voorwaardelijk) verzoek gedaan om verdachte’s vrienden [getuige 1] en [getuige 2] en zijn zoon [getuige 3] als getuige te horen, nu deze personen de verdachte gedurende de voornoemde periode hebben verzorgd en derhalve over zijn gezondheidstoestand op dat moment kunnen verklaren.
Het hof is van oordeel dat door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger onvoldoende genoegzaam naar voren is gebracht dat de verdachte niet in staat was om aanhouding van behandeling van de zaak te (laten) verzoeken dan wel om na het wijzen van het vonnis binnen de daarvoor gestelde termijn een ander te machtigen hoger beroep tegen de uitspraak in te stellen. Bij die stand van zaken is er naar ’s hofs oordeel derhalve niet sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Nu het hof reeds op basis van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft kunnen vaststellen dat geen sprake is geweest van een verschoonbare termijnoverschrijding, kan het horen van genoemde getuigen over de gezondheidstoestand van de verdachte in bedoelde periode achterwege blijven, aangezien deze getuigen slechts door de verdediging zijn verzocht om de verklaring van de verdachte te onderbouwen. Naar het oordeel van het hof wordt de verdachte door het niet horen van die personen als getuige dus niet in zijn verdediging geschaad. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
De verdachte is derhalve niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. Chr.A. Baardman en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 februari 2014.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.