In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en een vuurwapen met bijbehorende munitie. De feiten vonden plaats op 4 juli 2012 in Rotterdam, waar de verdachte werd aangehouden na een melding van verdachte activiteiten in een woning. Tijdens de aanhouding werd een plastic tas met vermoedelijk heroïne aangetroffen, wat leidde tot een doorzoeking van de woning van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks verweren van de verdediging over de rechtmatigheid van de aanhouding en de bewijsketen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, alsook een taakstraf van 140 uren, die bij niet-nakoming kan worden omgezet in hechtenis. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, met name het gevaar voor de volksgezondheid door de handel in verdovende middelen en de risico's van illegaal wapenbezit. Het hof heeft de straffen gemotiveerd op basis van de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.