In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 24 januari 2014, staat de waarde van een complex winkelpanden bij een woonboulevard centraal. De belanghebbende, [X] GmbH, heeft in hoger beroep de WOZ-waarden van verschillende onroerende zaken betwist, die door de Inspecteur van de gemeente Vlaardingen waren vastgesteld op basis van de transactieprijs. De rechtbank Rotterdam had eerder de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, maar de belanghebbende is van mening dat de transactieprijs niet als uitgangspunt voor de WOZ-waarde kan dienen, omdat deze de beleggingswaarde weerspiegelt en niet de markthuurwaarde. De belanghebbende stelt dat de huurcontracten, die voor de waardepeildatum zijn gesloten, niet marktconform zijn en dat er rekening gehouden moet worden met een leegstandsrisico.
Het Hof oordeelt dat de Inspecteur de WOZ-waarden niet te hoog heeft vastgesteld. Het Hof benadrukt dat de wetgever heeft bedoeld dat de waarde aansluit bij de waarde in het economische verkeer, wat betekent dat de transactieprijs een belangrijke onderbouwing vormt voor de WOZ-waarden. Het Hof concludeert dat de gerealiseerde prijs van de onroerende zaken, die nabij de waardepeildatum is vastgesteld, de waarde in het economische verkeer weergeeft. De bestaande huurcontracten en het lage leegstandsrisico zijn ook van invloed op de waarde. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.