ECLI:NL:GHDHA:2014:4734

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
200.140.829-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Negatieve uitlatingen op Facebook over een bedrijf van een voormalige werkgever en de afweging van vrijheid van meningsuiting

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Den Haag, ging het om een hoger beroep van de Stichting Polikliniek en een appellant tegen Care@dvice B.V. en een geïntimeerde. De zaak ontstond na negatieve uitlatingen die de geïntimeerde op Facebook deed over de polikliniek en de appellant, die werkzaam was bij de polikliniek. De appellanten stelden dat deze uitlatingen onrechtmatig waren en vroegen om een verbod op verdere negatieve uitlatingen. Het hof oordeelde dat de uitlatingen van de geïntimeerde onrechtmatig waren, omdat zij de eer en goede naam van de polikliniek en de appellant aantastten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Rotterdam en legde een verbod op aan Care@dvice en de geïntimeerde om negatieve uitlatingen te doen over de polikliniek en de appellant. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van dit verbod. Het hof oordeelde dat de vrijheid van meningsuiting in dit geval niet opwoog tegen de belangen van de appellanten, aangezien de uitlatingen niet waren gedaan in het kader van een legitiem belang van openbaarheid. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de appellanten, die als grotendeels in het gelijk gestelde partij werden aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.140.829/01
Zaak-rolnummer rechtbank: C/10/440242 / KG ZA 13-1361
Arrest d.d. 21 oktober 2014
in de zaak van

1.De stichting

STICHTING POLIKLINIEK […],
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen [de polikliniek] ,
2.
[appellant sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [appellant sub 2] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.F.A. de Voldere te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen [geïntimeerde sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARE@DVICE B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
hierna te noemen Care@dvice,
geïntimeerden,
niet verschenen.
Het geding
Appellanten zijn bij exploot van 7 januari 2014 in hoger beroep gekomen van het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2013. Appellanten hebben bij memorie van grieven (met producties) tegen dat vonnis grieven aangevoerd. Tegen geïntimeerden is verstek verleend. Tot slot hebben appellanten stukken overlegd voor arrest.
De beoordeling van het hoger beroep
1. In deze zaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
a. [appellant sub 2] is [… bij] [de polikliniek] , een in dermatologie en flebologie gespecialiseerde kliniek.
b. Care@dvice verleent diensten op het gebied van financiële administratie. [geïntimeerde sub 1] is [… bij] Care@dvice.
c. [geïntimeerde sub 1] heeft op grond van een overeenkomst tussen [de polikliniek] en Care@dvice werkzaamheden verricht. Deze overeenkomst is in april 2013 geëindigd. Dit heeft geleid tot een geschil tussen partijen.
d. Bij vonnis in kort geding van 11 oktober 2013 heeft de voorzieningenrechter Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] onder verbeurte van een dwangsom verboden in het vonnis aangeduide beschuldigingen over [appellant sub 2] te uiten dan wel (anderszins) openbaar te (doen) maken. Bij vonnis in kort geding van 18 oktober 2013 heeft de voorzieningenrechter de eerder opgelegde dwangsom per overtreding verhoogd tot
€ 10.000,= met een maximum van € 150.000,=.
e. [geïntimeerde sub 1] heeft op 6 december 2013 aan een lid van het personeel van [de polikliniek] ,
[X] (hierna [X] ), via Facebook mededelingen gedaan over een inval van IGZ bij [de polikliniek] , over de financiële situatie bij [de polikliniek] en over het door [appellant sub 2] volgens [geïntimeerde sub 1] gevoerde beleid. Het bericht van [geïntimeerde sub 1] op 6 december 2013 om 16:31 uur luidde naar aanleiding van de vraag van [X] om 16.30 uur “hoe weet jij dat?
nu maak ik me zorgen” als volgt:

Ik spreek nog erg veel mensen die op dat niveau inzicht in de situatie hebben. Ik kan niet zeggen wie want [appellant sub 2](lees: [appellant sub 2] ; het hof)
verbiedt iedereen met mij te spreken.
En ik wil je echt niet ongerust maken maar het gaat helemaal fout. Igz heeft grootschalig onderzoek ingesteld en [appellant sub 2] doet alsof het niets bijzonder is.
Achter de schermen is ontzettend veel aan de hand.
Wanbeleid voelt alsof mijn levenswerk kapot is gemaakt
[appellant sub 2] zegt alleen maar: ik heb mijn schapies op het droge. Het interesseert hem geen moer als al zijn personeel straks op straat staat
Waarschijnlijk is er geen geld voor de 13 e maand ook”.
2. In dit geding gaat het om de vraag of, zoals appellanten stellen, [geïntimeerde sub 1] (al dan niet namens Care@dvice) jegens [de polikliniek] en [appellant sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld door negatieve berichten te verspreiden met het oogmerk de belangen van [de polikliniek] en [appellant sub 2] te schaden. [geïntimeerde sub 1] heeft dit betwist en harerzijds aangevoerd dat zij enkel privé berichten via Facebook heeft verzonden aan een voormalige collega met wie [geïntimeerde sub 1] af en toe zou corresponderen en dat haar enige motief bezorgdheid voor de toekomst van [de polikliniek] is geweest.
3. Het hof stelt het volgende voorop. Beslissend is niet of de via Facebook door [geïntimeerde sub 1] verzonden berichten niet zichtbaar of toegankelijk voor derden waren, ook niet voor de zogeheten vrienden van Facebook, maar of de door [geïntimeerde sub 1] verzonden berichten van een zodanige aard waren dat zij er rekening mee had behoren te houden dat deze berichten ook ter kennis van anderen dan [X] , al dan niet behorende tot de kring van de personeelsleden van [de polikliniek] , zouden geraken.
4. Op dit punt stelt het hof het volgende vast. Indien appellanten al niet terecht stellen dat [geïntimeerde sub 1] heeft beoogd dat de berichten niet beperkt zouden blijven tot de desbetreffende voormalige collega, dan heeft te gelden dat [geïntimeerde sub 1] , gelet op de aard van de berichten over [de polikliniek] en [appellant sub 2] , in ieder geval hiermee ernstig rekening had behoren te houden. [geïntimeerde sub 1] ging, gelet op haar verwijzing naar het contact met meerdere voormalige collega’s en naar “velen binnen [de polikliniek] ” die de exacte reden zouden kennen waarom [de polikliniek] “ten onder aan het gaan is”, er immers vanuit dat de aan [X] verzonden berichten niet alleen voor haar van belang waren. In dit verband kent het hof voorts betekenis toe aan de omstandigheid dat [geïntimeerde sub 1] bij e-mail van 10 december 2013, onder verwijzing naar een vorig bericht, haar voormalige collega’s heeft uitgenodigd het kort geding bij te wonen dat heeft geleid tot het thans bestreden vonnis.
5. Nu feiten of omstandigheden die dit anders kunnen doen zijn, gesteld noch gebleken zijn, moet het hof er bovendien vanuit gaan dat [geïntimeerde sub 1] het initiatief heeft genomen om contact met [X] op te nemen en haar ongevraagd mededelingen over [de polikliniek] heeft gedaan die in ieder geval ten dele suggestief van aard zijn, zoals “Ik denk dat iedereen zich zorgen moet maken” en “Waarschijnlijk is er geen geld voor de 13e maand ook”. [geïntimeerde sub 1] heeft weliswaar verwezen naar een steunbetuiging door haar collega die daartoe contact met [geïntimeerde sub 1] zou hebben opgenomen, maar daaraan kent het hof geen beslissende betekenis toe. Dit contact werd immers op 6 april 2013 gelegd, terwijl het in dit geding vooral gaat om de berichten van [geïntimeerde sub 1] op 10 december 2013.
6. Voorts stelt het hof vast dat de desbetreffende mededelingen van [geïntimeerde sub 1] erop gericht waren, althans daartoe geschikt waren, het beeld van [de polikliniek] en [appellant sub 2] in negatieve zin te beïnvloeden. [geïntimeerde sub 1] moet zich hiervan bewust zijn geweest. Dit wordt niet anders doordat [geïntimeerde sub 1] zich heeft beroepen op een volgens haar “binnen [de polikliniek] ” bestaande overtuiging dat [appellant sub 2] “absoluut ongeschikt is […] ” alsmede op anonieme klachten van het personeel bij de bedrijfsarts. Ook indien [geïntimeerde sub 1] terecht de overtuiging had dat bepaalde ernstige beschuldigingen jegens [appellant sub 2] op feiten berustten of dat er voor meerdere personeelsleden objectief reden bestond voor klachten, maakt dit de aard van de mededelingen van [geïntimeerde sub 1] aan de werknemer van [de polikliniek] en daarmee mogelijk ook aan anderen in beginsel niet minder onzorgvuldig.
7. Daarmee is de vraag aan de orde of dit uitgangspunt hier heeft te gelden. Het doen van mededelingen over derden, ook indien deze een ernstige beschuldiging inhouden, is immers niet onder alle omstandigheden jegens de betrokkene(n) onzorgvuldig of onrechtmatig. Dit is met name niet het geval indien met het doen van mededelingen een zodanig belang is gediend – zoals het belang van de openbaarheid – dat, gelet op alle in onderling verband te beschouwen bijzonderheden van het geval, dit belang de doorslag behoort te geven. Nu [geïntimeerde sub 1] zich kennelijk op het standpunt stelt dat in dit geval het belang van de openbaarheid behoort te overwegen, lag het op haar weg om dit standpunt voldoende te onderbouwen.
8. [geïntimeerde sub 1] heeft dit onvoldoende gedaan. [geïntimeerde sub 1] heeft op dit punt enkel verwezen naar een bij haar bestaande bezorgdheid over de toekomst van [de polikliniek] . Het hof gaat hieraan voorbij, nu zonder toelichting – die niet is verstrekt – niet valt in te zien dat [geïntimeerde sub 1] , ook indien zij in december 2013 daadwerkelijk bezorgd was over de toekomst van het bedrijf, waarvoor zij overigens sinds april 2013 geen werkzaamheden meer verrichtte, door ongerustheid bij haar voormalige collega te wekken, door mededelingen te doen over een volgens [geïntimeerde sub 1] bestaande uiterst slechte financiële situatie bij [de polikliniek] een belang heeft kunnen dienen dat zwaarder weegt dan het belang van [de polikliniek] en [appellant sub 2] niet in hun eer en goede naam te worden aangetast. Dit betekent dat [geïntimeerde sub 1] zich niet met succes kan beroepen op de vrijheid van meningsuiting.
9. Het hiervoor overwogene leidt het hof tot de conclusie dat [geïntimeerde sub 1] onrechtmatig jegens [de polikliniek] en [appellant sub 2] heeft gehandeld. Voor een verbod voor [geïntimeerde sub 1] om contact op te nemen met medewerkers van [de polikliniek] (en met haar gelieerde vennootschappen) bestaat geen goede grond, maar wel voor een verbod tot het doen van negatieve uitlatingen over [de polikliniek] en de met haar gelieerde vennootschappen alsmede over [appellant sub 2] , dan wel tot het (doen) openbaar maken van dergelijke informatie, ongeacht de wijze van formuleren en ongeacht op welke plaats of jegens wie en ongeacht in welke media, waarbij de door appellanten specifiek aangeduide uitlatingen als voorbeeld dienen te worden beschouwd. In zoverre zal de vordering worden toegewezen, evenals de vordering tot veroordeling tot een dwangsom bij overtreding van voormeld verbod, welke dwangsom zal worden beperkt als hierna te vermelden.
10. [de polikliniek] en [appellant sub 2] hebben voorts de veroordeling van Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] gevorderd tot het doen overleggen van een lijst waarop puntsgewijs wordt aangegeven aan welke (rechts)personen uitlatingen zijn gedaan die te kwalificeren zijn als negatieve uitlatingen, alsmede tot het doen aangeven per (rechts)persoon wat er dienaangaande over [de polikliniek] in het algemeen en over [appellant sub 2] in het bijzonder is verklaard dan wel tot het doen van een verklaring inhoudende dat Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] geen uitlatingen hebben gedaan die te kwalificeren zijn als negatieve en/of schadelijke en/of smadelijke en/of lasterlijke en/of beledigende en/of onnodig grievende uitlatingen jegens [de polikliniek] of [appellant sub 2] , indien Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] van mening zijn geen negatieve uitlatingen te hebben gedaan, onder bepaling dat indien achteraf blijkt dat de lijst onjuist of onvolledig is, [geïntimeerde sub 1] dan wel Care@dvice met terugwerkende kracht een boete verbeurt van € 10.000,= per geconstateerde overtreding met een maximum van € 250.000,=. Een dergelijke vordering beoogt een boete te stellen op een onvoldoende concreet bepaalde uitlating in het verleden dat op geen enkele wijze in tijd is begrensd en derhalve reeds hierom niet toewijsbaar is.
11. De grieven 3, 4, 5, 9, 10 en 14 tot en met 19 slagen. De grieven 1, 2, 7, 8, 11, 12, 13 en 20 kunnen verder onbesproken blijven. Grief 6 faalt. Het bestreden vonnis van
20 december 2013 zal worden vernietigd. De vorderingen van [de polikliniek] en [appellant sub 2] zullen ten dele worden toegewezen.
12. Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] zullen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de eerste aanleg en die van het hoger beroep worden veroordeeld. De op grond van het liquidatietarief toewijsbare kosten zullen, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen arrest zijn voldaan.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2013;
en opnieuw rechtdoende:
verbiedt Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] vanaf de dag van betekening van dit arrest negatieve uitlatingen, zoals de uitlatingen waarnaar appellanten in het petitum van de memorie van grieven in het bijzonder hebben verwezen, over [de polikliniek] en aan haar gelieerde vennootschappen alsmede over [appellant sub 2] te doen dan wel dergelijke informatie (anderszins) openbaar te (doen) maken, ongeacht de wijze van formuleren, ongeacht op welke plaats, ongeacht aan welke persoon of aan welke relaties van [de polikliniek] en [appellant sub 2] en ongeacht in welke media;
veroordeelt Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] om vanaf de dag van de betekening van dit arrest bij overtreding van voormelde veroordeling aan [de polikliniek] en/of [appellant sub 2] een dwangsom te betalen van € 10.000,= voor iedere overtreding tot een maximum van € 150.000,= is bereikt;
veroordeelt Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] in de kosten van de eerste aanleg, tot aan voormeld vonnis aan de zijde van [de polikliniek] begroot op € 76,71 dagvaarding, € 589,= vast recht en € 816,= salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit arrest zijn voldaan;
veroordeelt Care@dvice en [geïntimeerde sub 1] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [de polikliniek] en [appellant sub 2] en begroot deze kosten tot aan deze uitspraak op € 95,77 appelexploot, € 704,= vast recht en op € 894,= salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit arrest zijn voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, R.F. Groos en J.H.W. de Planque en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014 in aanwezigheid van de griffier.