ECLI:NL:GHDHA:2014:4640

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-001923-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 60 uren. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan het telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. De verdachte had in de periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 in Zwijndrecht samen met anderen hennepplanten geteeld en elektriciteit gestolen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor deze misdrijven door een pand ter beschikking te stellen voor de teelt van hennep en door elektriciteit te stelen uit een meterkast.

De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs mochten worden gebruikt. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de opsporingsambtenaren rechtmatig hadden gehandeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiaire tenlasteleggingen bewezen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001923-12
Parketnummer: 11-009193-12
Datum uitspraak: 21 maart 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 4 april 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1990,
[adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in
PI Rijnmond - Gev. De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 100 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Zwijndrecht met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 100 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2:
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (de meterkast behorende bij) een (woon)pand gelegen aan [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (9.790 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (de meterkast behorende bij) een (woon)pand gelegen aan [adres] heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (9.790 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan de onbekend gebleven perso(o)n(en) de meterkast (behorende bij het pand gelegen aan [adres]) voor het illegaal afnemen/aftappen van elektriciteit ter beschikking te stellen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1. primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan –overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal- behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
een of meer onbekend gebleven perso
(o)n
(en
)in
of omstreeksde periode van 4 mei 2011 tot en met
17 augustus 2011 te Zwijndrecht met elkaar
, althans één van hen, (telkens)opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 100hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot
en/of bijhet plegen van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenverdachte in
of omstreeksde periode van 4 mei 2011 tot en met 17 augustus 2011 te Zwijndrecht,
in elk geval in Nederland,meermalen,
althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt
/het kwekenvan hennepplanten ter beschikking te stellen;
2 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven perso
(o)n
(en
)in
of omstreeksde periode van 4 mei 2011 tot en met
17 augustus 2011 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit
(de meterkast behorende bij
)een
(woon
)pand gelegen aan [adres]
heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (9.790 kWh),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Stedin Netbeheer B.V,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte,waarbij die onbekend gebleven perso
(o)n
(en
)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en
/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking,
tothet plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan de onbekend gebleven perso
(o)n
(en
)de meterkast
(behorende bij het pand gelegen aan [adres]
)voor het illegaal
afnemen/aftappen van elektriciteit ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep –overeenkomstig de overlegde pleitnota- op het standpunt gesteld dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, aangezien de doorzoeking in de woning onrechtmatig was en het daardoor verkregen bewijs dient te worden uitgesloten.
Daaraan legt de raadsman ten grondslag dat de hennepplanten niet open en bloot in de woning lagen, maar in een vuilniszak en in een koffer zaten.
De verbalisanten zijn verder gegaan dan waartoe zij gerechtigd waren. Daardoor hebben zij die planten aangetroffen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de opsporings-ambtenaren toestemming van de verdachte hebben gekregen om binnen te treden en dat de verdachte daarbij meldde dat hij een hennepkwekerij had en dat hij overal verantwoordelijk voor was. Gelet hierop was het binnentreden rechtmatig.
In de woning zagen de opsporingsambtenaren dat er vele potten met aarde leeggehaald waren. Een opsporings-ambtenaar volgde een spoor aarde en zag dat die stopte bij een grote sporttas. De tas bevond zich in een ruimte die sterk naar hennep rook. De tas was aan de bovenzijde geopend. Door de opening was een vuilniszak te zien waaruit een groen blaadje stak. Vervolgens heeft hij de tas verder geopend en zag hij daarin drie vuilniszakken die gevuld waren met groene planten. Naast de tas bevond zich een koffer die bol stond. Na duwen op de koffer kwam daaruit een sterke henneplucht. Vervolgens heeft de opsporingsambtenaar de koffer opengeritst en daarin twee vuilniszakken aangetroffen gevuld met groene planten.
Het hof is van oordeel dat het zoekend rondkijken in die woning zoniet reeds valt onder de toestemming die de verdachte hen had gegeven, dan in ieder geval plaatsvond binnen de bevoegdheden die de opsporingsambtenaren op grond van de Opiumwet hebben. Voorts is het hof van oordeel dat het verder openen van de tas en het openen van de koffer, gelet op de situatie zoals die zich zoals hierboven beschreven aan de verbalisanten voordeed, in ieder geval rechtmatig was op grond van de inbeslagne-mingsbevoegdheid ex artikel 9, derde lid, van de Opiumwet.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen geldige afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht. De door de verdachte bij de politie afgelegde verklaringen kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte d.d. 17 augustus 2011 blijkt dat de verdachte is gewezen op zijn consultatierecht en daarvan afzag. Niet is gebleken dat die afstand niet rechtsgeldig is geweest.
De stelling van de verdediging dat de verdachte tijdens de verhoren bij de politie op het verkeerde been is gezet, blijkt niet uit de verhoren en de processen-verbaal. Voorts blijkt uit het dossier niet dat de verdachte pas in Nederland is en de Nederlandse taal slecht zou spreken.
Dat verdachte in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zijn raadsman bij de verhoren aanwezig te hebben, zoals de raadsman tevens heeft aangevoerd, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht.
Gelet hierop kunnen de verklaringen van de verdachte afgelegd bij de politie worden gebezigd als bewijs.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair levert op:

1 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenis-straf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mr. C.J. van der Wilt, mr. T.L. Tan en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 maart 2014.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.