Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- UWV heeft sedert 2002 een vordering jegens [RAS] wegens ten onrechte niet afgedragen werkgeverspremies. Die vordering is in de periode tot en met 2004 opgelopen tot een bedrag van € 160.708,59.
- [geïntimeerde] is, althans was destijds, bestuurder van RAS.
- Nadat UWV RAS (nogmaals) tot betaling had gesommeerd, heeft RAS aan (de gemachtigde van) UWV medegedeeld dat zij op de rand van een faillissement stond en dat het enige mogelijke actief een vordering van € 2 miljoen was waarover een procedure bij de rechtbank Breda liep, welke vordering zij aan UWV zou willen verpanden.
- De advocaat van RAS heeft een pandakte opgesteld. Die akte is op 17 januari 2008 door [geïntimeerde] als bestuurder van RAS en op 11 februari 2008 namens UWV ondertekend.
- De verpande vordering is in de pandakte omschreven als: "de betwiste vordering (…) ter invordering waarvan een procedure aanhangig is bij de rechtbank Breda (…)".
- Voorafgaande aan de ondertekening van de pandakte was de hiervoor bedoelde procedure tegen Haulotte Netherlands B.V. (verder: Haulotte) e.a. bij de rechtbank Breda door middel van een eindvonnis van 21 november 2007 beëindigd. De vordering van RAS is bij dat vonnis afgewezen. In zoverre is tegen dat vonnis geen hoger beroep ingesteld.
- De procedure bij de rechtbank Breda betrof tevens een vordering van Acces Services B.V. (verder AS) tegen eveneens Haulotte e.a.
- AS behoorde tot dezelfde groep van vennootschappen als RAS. [geïntimeerde] was ook, zij het indirect, bestuurder en aandeelhouder van AS.
- De rechtbank heeft de vordering van AS in die zin toegewezen dat is verklaard voor recht dat Haulotte toerekenbaar is tekortgekomen in haar overeenkomst met AS en heeft die partij veroordeeld tot vergoeding van schade, op te maken bij staat. In hoger beroep is het vonnis in zoverre bekrachtigd. De veroordeelde partij heeft ter zake € 100.000 betaald, welk bedrag door [geïntimeerde] in of omstreeks augustus 2011 in privé heeft ontvangen
- Desgevraagd heeft de advocaat van RAS bij brief van 6 april 2011 aan UWV bericht dat de vordering van RAS was afgewezen. Na 27 september 2011 is UVW te weten gekomen dat het vonnis van de rechtbank Breda al op 21 november 2007 was gewezen en wat de inhoud van dat vonnis is.
- UWV heeft naast [geïntimeerde] ook de advocaat van RAS wegens diens rol bij onder meer de totstandkoming van de pandakte aansprakelijk gesteld. Dit heeft geresulteerd in een betaling van € 100.000 door de aansprakelijkheidsverzekeraar van die advocaat aan UWV.
- De pandakte was onjuist en misleidend, omdat ten tijde van de ondertekening daarvan de desbetreffende vordering door de rechtbank was afgewezen, waarvan door RAS geen mededeling aan UWV is gedaan. RAS moet hebben geweten dat die vordering ook in hoger beroep niet toewijsbaar zou zijn, omdat zij (uiteindelijk) heeft besloten om tegen dat deel van het vonnis geen hoger beroep in te stellen.
- Ten onrechte heeft RAS ook na de ondertekening van de pandakte UWV niet over het vonnis van de rechtbank en het niet-instellen van hoger beroep daartegen geïnformeerd, doch deze relevante informatie stelselmatig verzwegen.
- [geïntimeerde], die over alle van belang zijnde kennis beschikte, treft als bestuurder van RAS die de pandakte mede namens RAS heeft ondertekend, persoonlijk voor een en het ander een ernstig verwijt.
- Indien UWV zou hebben geweten dat de verpande vordering door de rechtbank was afgewezen, dan zou UWV het op dat moment als enige nog ten dienste staande middel hebben aangegrepen, zijnde het in persoon aansprakelijk stellen van [geïntimeerde] op de voet van het destijds geldende artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (CSV). Dat zou in elk geval hebben geleid tot de inning door UWV van het bedrag van € 100.000 dat [geïntimeerde] als uitvloeisel van de procedure van AS tegen Haulotte Netherlands B.V. heeft ontvangen. Deze mogelijkheid om [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk te stellen bestaat inmiddels wegens de - krachtens overgangsrecht nog toepasselijke - termijnen van artikel 13 CSV niet meer.
Daartoe wordt het volgende overwogen.