Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
cak,
1.Het geding
2.Vaststaande feiten
3.Beoordeling van het hoger beroep
dus" niet meer kunnen worden overgelegd.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, dat op 14 maart 2011 is gewezen. [appellant] had gedurende een aantal jaren thuiszorg ontvangen van CAK BV, die in de periode van 17 januari 2006 tot en met 29 juni 2009 facturen had uitgeschreven voor een totaalbedrag van € 3.658,28. Deze facturen waren gerelateerd aan de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf. [appellant] heeft deze facturen echter niet betaald en stelt dat hij nooit enige correspondentie van CAK BV heeft ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet het standpunt heeft ingenomen dat hij nooit iets van CAK BV heeft ontvangen, maar enkel dat hij de beschikkingen en facturen die aan de vordering ten grondslag liggen niet heeft ontvangen.
Het hof heeft de argumenten van CAK BV beoordeeld en geconcludeerd dat bewijs voor de ontvangst van de zorg niet vereist is, omdat [appellant] deze stellingen niet gemotiveerd heeft weersproken. Het hof heeft vastgesteld dat de thuiszorg aan [appellant] is verleend op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De vordering van CAK BV is voor het jaar 2009 toegewezen, omdat de overgelegde stukken voldoende bewijs boden voor de betalingsverplichting van [appellant].
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 126,66, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van CAK BV voor het overige is afgewezen, en CAK BV is in de proceskosten van beide instanties veroordeeld. Dit arrest is gewezen op 4 februari 2014.