Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellante sub 1],wonende te Den Haag,
[appellant sub 2],
wonende te Den Haag,
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- Tussen Jaylyn B.V. (verder Jaylyn BV) en ING is in december 2010 een overeenkomst gesloten op grond waarvan ING aan Jaylyn BV een krediet van € 140.000 heeft verleend.
- Jaylyn BV heeft van die in leen ontvangen gelden binnen anderhalve maand na ontvangst daarvan € 137.000 betaald aan [appellant sub 2].
- Jaylyn BV heeft vorderingen jegens derden aan ING verpand.
- Ten tijde van het tot stand komen van de kredietovereenkomst en de betalingen aan [appellant sub 2] was [appellante sub 1] de enig bestuurder en enig aandeelhouder van Jaylyn BV.
- [appellant sub 2] is de broer van [appellante sub 1].
- ING heeft op 31 augustus 2011 de kredietovereenkomst opgezegd en Jaylyn BV gesommeerd tot betaling aan haar van € 142.573,42.
- Jaylyn BV heeft aan die sommatie niet voldaan en biedt in elk geval thans geen verhaal.
Deze en de derde grief betreffen de vraag of [appellante sub 1] onrechtmatig jegens ING heeft gehandeld.
Het door [appellante sub 1] gevoerde - overigens door ING betwiste - verweer dat Jaylyn BV niet onrechtmatig heeft gehandeld door van de door ING als krediet ontvangen gelden € 137.000,- aan [appellant sub 2] in leen te verstrekken, onder de verplichting om elk jaar (minimaal) 10% af te lossen, faalt. Vast staat immers dat Jaylyn BV voor deze gestelde lening aan [appellant sub 2] noch zekerheden noch een rentevergoeding heeft bedongen of verkregen, en uit niets blijkt dat er voldoende belang aan de zijde van Jaylyn BV was om de lening aan [appellant sub 2] te verstrekken. Elke redelijk handelende bestuurder zou vanwege de belangen van de betrokken vennootschap en de rechten van ING jegens die vennootschap hebben afgezien van het (onder de genoemde voorwaarden) in leen verstrekken van de gelden aan [appellant sub 2].