ECLI:NL:GHDHA:2014:4287

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
200.100.405/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg vaststellingsovereenkomst en pensioengevend salaris

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot de vaststelling van het pensioengevend salaris. Het hof heeft op 24 juni 2014 arrest gewezen na een tussenarrest op 17 december 2013, waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over bepaalde vragen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heering, stelde dat [geïntimeerde] een te laag pensioengevend salaris aan Zwitserleven had doorgegeven, wat resulteerde in een te lage pensioenpremie. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] verplicht was om de correcte gegevens aan Zwitserleven door te geven, ook voor de jaren 2004 en 2005, en dat de appellant belang had bij deze opgave.

Het hof kwam terug op een eerder oordeel en stelde vast dat het vonnis van de kantonrechter van 24 juni 2011 niet kon standhouden. De grieven van de appellant die tot vernietiging van dat vonnis strekten, werden gegrond verklaard. Het hof bepaalde dat het pensioengevend salaris van de appellant per de relevante peildata als volgt was: per 1 januari 2004: € 73.719,90, per 1 januari 2005: € 75.411,53, per 1 januari 2006: € 75.021,88, en per 1 januari 2007: € 77.249,94.

Daarnaast werd [geïntimeerde] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het arrest de juiste gegevens aan de pensioenuitvoerder door te geven, met een dwangsom van € 2.000,00 per dag bij niet-naleving. Ook werd [geïntimeerde] veroordeeld tot het betalen van de kosten van het geding in zowel eerste aanleg als hoger beroep. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.100.405/01
Rolnummer Rechtbank : 1065042 CV EXPL 09-62341

Arrest van 24 juni 2014

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats], gemeente Hoogezand-Sappemeer,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.P. Heering te Den Haag,
tegen

[bedrijf] (Nederland) B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. R.M. Dammers te Amsterdam.

Het geding

1. In deze zaak is op 17 december 2013 een tussenarrest gewezen waarbij partijen de gelegenheid geboden is zich uit te laten over de vragen zoals geformuleerd in rechtsoverweging 15. van het tussenarrest. [appellant] heeft daarop een akte (met productie) genomen en [geïntimeerde] een akte na tussenarrest (met productie). [appellant] heeft vervolgens een antwoordakte genomen en [geïntimeerde] een akte uitlatingen productie. Partijen hebben genoemde aktes overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

2. Tussen partijen staat in deze procedure (als erkend) vast dat (per peildatum) het voor [appellant] geldende pensioengevend salaris als volgt bedraagt:
per 1 januari 2004: € 73.719,90 (bruto)
per 1 januari 2005: € 75.411,53 (bruto)
per 1 januari 2006: € 75.021,88 (bruto)
per 1 januari 2007: € 77.249,94 (bruto)
3. Uit de door [appellant] (bij akte van 18 maart 2014) overgelegde productie 16, zijnde een door Zwitserleven, in de persoon van [betrokkene], op 2 januari 2014 aan [appellant] verzonden e-mail, komt naar voren dat Zwitserleven nog niet over de hierboven onder 2 genoemde gegeven beschikt. [geïntimeerde] heeft structureel een te laag pensioengevend salaris aan Zwitserleven doorgegeven. [geïntimeerde] is gehouden de correcte gegevens zoals hierboven onder 2. vermeld, aan Zwitserleven door te geven, ook over de jaren 2004 en 2005, nu - naar het hof thans blijkt - ook over die jaren geen gegevens zijn verstrekt. Anders dan in het arrest van 17 december 2013 is geoordeeld, heef [appellant] bij de opgave over die jaren (en zijn daarmee samenhangende vordering) wel degelijk belang. Het hof komt daarmee terug op zijn eerder anders luidend oordeel. De brief van 17 maart 2014 van [geïntimeerde] aan Zwitserleven (overgelegd als productie 1 bij akte na tussenvonnis) is geen opgave als hiervoor bedoeld.
Het is vervolgens aan Zwitserleven om op het opgegeven pensioengevend salaris de franchise in mindering te brengen om zo de pensioengrondslag te kunnen vaststellen. De hoogte van de op het pensioengevend salaris in mindering te brengen franchise maakt, na de wijziging van eis bij de memorie van grieven, geen onderdeel (meer) uit van deze procedure. Tegen die achtergrond zijn de vragen zoals geformuleerd in rechtsoverweging 15 van het arrest van 17 december 2013 bij nader inzien niet allemaal meer even relevant.
4. Waar [geïntimeerde] steeds van een te laag pensioengevend salaris is uitgegaan, heeft zij dientengevolge (steeds) te weinig pensioenpremie aan Zwitserleven afgedragen. [geïntimeerde] dient het totaalbedrag aan aldus te weinig afgedragen premies, alsnog (aan Zwitserleven) af te dragen. Op dat (nog vast te stellen) totaalbedrag, kan de door [geïntimeerde] gedane (en door [appellant] niet betwiste) bijstorting van € 36.556,-- in mindering strekken.
5. Gelet op het hiervoor overwogene, tezamen met hetgeen reeds in het arrest van 17 december 2013 is overwogen, moet de conclusie zijn dat het vonnis van de kantonrechter van 24 juni 2011 geen stand kan houden, de grieven die tot vernietiging van dat vonnis strekken, treffen doel. Voor zover in het voorgaande niet op specifieke grieven is ingegaan, zal dat niet alsnog gebeuren, nu die grieven niet tot een andere uitkomst van de procedure kunnen leiden.
6. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij, veroordeeld worden in de kosten van zowel de eerste aanleg als in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 24 juni 2011,
en
opnieuw rechtdoende:
I . Verklaart voor recht dat het pensioengevend salaris van [appellant] per de hierna genoemde peildata, de hierna genoemde bedragen beloopt:
per 1 januari 2004: € 73.719,90 (bruto)
per 1 januari 2005: € 75.411,53 (bruto)
- per 1 januari 2006: € 75.021,88 (bruto)
per 1 januari 2007: € 77.249,94 (bruto)
II. Veroordeelt [geïntimeerde] om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan de pensioenuitvoerder van het pensioenreglement (Zwitserleven) dat voor [appellant] geldt, de onder I. vermelde gegevens door te geven, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare en aan [appellant] verschuldigde dwangsom ad € 2.000,00 (zegge tweeduizend euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerde] met het vorenstaande in gebreke blijft, tot een maximum van € 60.000,--;
III. Veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] binnen 60 dagen na uitvoering van
hetgeen onder II. vermeld staat, bewijs te leveren van uitvoering daarvan, door het
verstrekken van een pensioenoverzicht met vermelding van de peildata, het
pensioengevend salaris, de hoogte van de franchise, de hoogte van de
pensioenuitkering die aan [appellant] toekomt in voorkomend geval;
IV. Veroordeelt [geïntimeerde] dat indien zij nalaat om binnen 30 dagen na betekening
van dit arrest, de aan haar onder II. opgelegde verplichting na te komen,
dit arrest in de plaats zal treden van die mededeling, zodat betekening van dit arrest
aan de pensioenuitvoerder van het pensioen van [appellant], te weten Zwitserleven,
ertoe zal leiden dat Zwitserleven de onder 1. genoemde peildata en bedragen ten
behoeve van [appellant] zal registeren en verwerken ten aanzien van berekening van
het pensioen van [appellant], alsmede dat Zwitserleven een overzicht als bedoeld
onder III. aan [appellant] ter beschikking zal stellen:
V. Veroordeelt [geïntimeerde] om binnen twee weken na betekening van dit arrest, zorg te dragen voor bijstorting van de verschuldigde premies ten gevolge van de uit hoofde van onder II. of IV. gedane mededeling aan de pensioenuitvoerder, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare en aan [appellant] verschuldigde dwangsom ad
€ 2.000,00 (zegge tweeduizend euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerde] met het vorenstaande in gebreke blijft, tot een maximum van € 60.000,--; bepaalt dat op het vorenstaande boven (onder 4.) vermeld bedrag groot € 36.5567,-- in mindering dient te strekken;
VI. Veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 24 juni 2011 begroot op € 293,98 aan verschotten en € 800,-- aan salaris advocaat;
VII. Veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 390,62 aan verschotten en € 3.474,-- aan salaris advocaat;
VIII. Verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, J.M.T. van der Hoeven-Oud en V. Disselkoen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2014 in aanwezigheid van de griffier.