ECLI:NL:GHDHA:2014:4271

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
22-600061-07
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafbaarheid van witwassen en ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1979 en thans gedetineerd in Centre de Détention, Frankrijk, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijk, voor het witwassen van een geldbedrag van € 100.800,-. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het hof na vernietiging van een eerder arrest, omdat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom bewijsuitsluiting het rechtsgevolg was van de aangenomen onrechtmatigheid.

De tenlastelegging betrof het verbergen van de herkomst van het geldbedrag, dat volgens de aanklacht afkomstig was uit de handel in verdovende middelen. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld had gevorderd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet op een zodanige wijze had gehandeld dat het voorhanden hebben van het geld als witwassen kon worden gekwalificeerd. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het geld had willen verbergen of verhullen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde niet als strafbaar feit kon worden gekwalificeerd. Tevens is gelast dat de in beslag genomen voorwerpen en geldbedragen aan de verdachte worden teruggegeven. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002088-13
Parketnummer: 10-600061-07
Datum uitspraak: 24 december 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 augustus 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortejaar] 1979,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Centre de Détention, Frankrijk.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden
(hierna: de Hoge Raad)- het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 juli 2013 en 12 december 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 127 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen goederen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 15 maart 2010 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Door de advocaat-generaal is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 9 april 2013 voormeld arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar dit hof teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen. De Hoge Raad heeft daartoe - kort gezegd – overwogen dat het oordeel van het hof dat bewijsuitsluiting het rechtsgevolg van de door het hof aangenomen onrechtmatigheid moet zijn, niet naar behoren met redenen omkleed is.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 juni 2007 te Vianen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 100.800,00 euro, althans enig(e) geldbedrag(en)
* de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing hebben/heeft verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld hebben/heeft wie de rechthebbende(n) was/waren van genoemd(e) geldbedrag(en) en/of genoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf;
en/of
* verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of hebben/heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovengenoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 127 dagen voorwaardelijk, alsmede verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks01 juni 2007 te Vianen
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weteneen geldbedrag van 100.800,00 euro
, althans enig(e) geldbedrag(en)
* de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing hebben/heeft verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld hebben/heeft wie de rechthebbende(n) was/waren van genoemd(e) geldbedrag(en) en/of genoemd(e) geldbedrag(en)voorhanden heeft
/hebbengehad terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,dat dat geld - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk gevalafkomstig was
/warenvan enig misdrijf;
en/of
* verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of hebben/heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovengenoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities - ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig is geweest, hetgeen dient te leiden tot uitsluiting van het bewijsmateriaal dat door de doorzoeking is verkregen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat, voor zover al sprake is geweest van enig vormverzuim, dit verzuim niet is begaan in het voorbereidend onderzoek van het ten laste gelegde feit. De auto werd immers doorzocht om de identiteit van de verdachte vast te stellen op grond van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering, nadat de verdachte was staande gehouden vanwege zijn rijgedrag. Van een voorbereidend onderzoek waarop de vormverzuimregeling van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is toegesneden, was derhalve geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Op 1 juni 2007 is in de auto van de verdachte in een tas onder de bestuurdersstoel een bedrag van € 100.800,- aangetroffen. Omtrent de herkomst van het geld heeft de verdachte verklaard dat dit afkomstig is van zijn handel in auto’s.
Het hof is - met de advocaat-generaal - van oordeel dat, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte op zodanige wijze in auto’s heeft gehandeld dat hij daaruit een bedrag van € 100.800,- heeft verdiend en de verdachte voorts heeft verklaard dat hij geen andere (legale) bron van inkomsten heeft, aangenomen dient te worden dat het bij de verdachte aangetroffen geld afkomstig is uit eigen misdrijf.
Om het voorhanden hebben van een door eigen misdrijf verkregen geldbedrag te kwalificeren als witwassen, is volgens inmiddels vaste jurisprudentie vereist dat het voorhanden hebben van het geldbedrag heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag. Van enige gedraging van de verdachte die kennelijk ook gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag, is evenwel niet gebleken. Het aanwezig hebben van een contant geldbedrag in een tas onder de bestuurderstoel kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een dergelijke handeling. Het handelen van de verdachte kan derhalve niet als witwassen worden gekwalificeerd.
Gelet op het voorgaande levert het bewezen verklaarde wegens niet-kwalificeerbaarheid daarvan geen strafbaar feit op. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In beslag genomen voorwerpen
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en geldbedragen, zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten, nu het strafvorderlijk belang zich hiertegen niet verzet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen en voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. G. Knobbout en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. L.A.M. Karels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 december 2014.
Mr. G. Knobbout en mr. C.J. van der Wilt zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.