1.21.[appellant] heeft in maart 2014 een bodemprocedure aanhangig gemaakt en gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat het MoU is ontbonden en Synex-Tube veroordeelt om het octrooi en de PCT-aanvrage terug te leveren.
2. Synex-Tube heeft in dit geding gevorderd:
- primair: opheffing van alle uit hoofde van het beslagverlof van 6 februari 2014 gelegde beslagen ten laste van Synex-Tube
- subsidiair: opheffing van voormelde beslagen onder de voorwaarden dat binnen vijf dagen na het vonnis a) Synex-Tube schriftelijk verklaart het octrooi en de PCT-aanvrage niet te zullen vervreemden of bezwaren, totdat in de bodemprocedure een onherroepelijk rechterlijk oordeel is gegeven, op straffe van verbeurte van een door de voorzieningenrechter te bepalen boete en b) VSN de nakoming van de onder a genoemde voorwaarde, inclusief de betaling van de eventuele boete, schriftelijk garandeert;
- meer subsidiair: Synex-Tube veroordeelt tot opheffing van de beslagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
zowel primair als (meer) subsidiair, met veroordeling van Synex-Tube in de kosten van het geding.
3. De voorzieningenrechter heeft de primaire vordering toegewezen.
4. Grieven 1 en 2 zijn, kort samengevat, gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat Synex-Tube op grond van de op 22 januari 2013 gemaakte betalingsafspraak (zie r.o.-en 1.6. en 1.7.) 8 weken de tijd had om de over 2014 verschuldigde octrooivergoeding te betalen, dat Synex-Tube dus niet te laat was met de betaling van de octrooivergoeding en dat [appellant] het MoU zonder grond heeft ontbonden. Grief 3 klaagt dat de voorzieningenrechter zonder nadere belangenafweging het beslag heeft opgeheven. Grief 4 keert zich tegen de proceskostenveroordeling ten laste van [appellant]. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 705 lid 2 Rv moet het beslag worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is, maar de rechter zal steeds moeten beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Deze beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
6. Naar voorlopig oordeel van het hof kan in het midden blijven of voor de betaling van de over 2014 verschuldigde octrooivergoeding een termijn van één maand gold (het standpunt van [appellant], gebaseerd op het MoU) of een termijn van acht weken (het standpunt van Synex-Tube, gebaseerd op de mailwisseling van 22 januari 2013), nu zelfs in het geval uitgegaan moet worden van een termijn van één maand, dit niet leidt tot het door [appellant] gewenste resultaat. Daargelaten immers of Synex-Tube uit de gewraakte bepaling in het MoU in redelijkheid had moeten begrijpen dat [appellant] bij niet-betaling in de eerste maand van het boekjaar het recht zou hebben de overeenkomst direct, zonder nadere ingebrekestelling, te ontbinden, is het hof met Synex-Tube voorshands van oordeel dat de eventuele tekortkoming van Synex-Tube de ontbinding van het MoU hoe dan ook niet rechtvaardigt. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat [appellant] de ontbinding op 6 februari 2014 heeft ingeroepen toen de (gestelde) termijn van één maand slechts in zeer geringe mate was overschreden, terwijl [appellant] zijn vrees dat Synex-Tube de octrooivergoeding niet zou betalen bovendien onvoldoende heeft onderbouwd. Het feit dat Synex-Tube niet heeft gereageerd op de sommatie van 5 december 2013 legt in dit verband te weinig gewicht in de schaal, mede gelet op de mededeling van Synex-Tube bij de e-mail van 17 januari 2014 dat de factuur normaal in behandeling was genomen. Voorts neemt het hof in aanmerking de verstrekkende gevolgen die een ontbinding zou hebben, te weten de verbreking van een beoogde langdurige samenwerking, in welk verband reeds forse investeringen zijn gedaan. Het hof merkt nog op dat het verwijt van [appellant] dat VSN haar financiële verplichtingen op grond van het aandeelhoudersconvenant niet nakomt en op oneigenlijke gronden probeert [appellant] uit te stoten, in dit geschil geen rol speelt. Wat daar immers ook van zij, deze gestelde tekortkoming ligt niet ten grondslag aan de ontbinding.
7. Uit het voorgaande volgt dat het hof in navolging van de voorzieningenrechter van oordeel is dat summierlijk gebleken is van de ondeugdelijkheid van de vordering van [appellant] waarop de beslagen zijn gebaseerd (vordering tot teruglevering van het octrooi en de PCT-aanvrage). In zoverre faalt het appel. Bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een beslag moeten echter ook de belangen worden afgewogen. Anders dan de voorzieningenrechter ziet het hof in dat kader aanleiding om aan de opheffing van de beslagen de voorwaarde te verbinden dat Synex-Tube schriftelijk verklaart het octrooi en de PCT-aanvrage niet te zullen vervreemden of bezwaren totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist, zulks op straffe van verbeurte van een boete van € 1.000.000,- (één miljoen euro) en op voorwaarde dat VSN op dit punt een schriftelijke garantie afgeeft. Daarbij neemt het hof in aanmerking enerzijds het belang van Synex-Tube bij opheffing van de beslagen, nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat de beslagen Synex-Tube belemmeren bij het aantrekken van nieuwe klanten, en anderzijds het belang van [appellant] die in het octrooi zijn levenswerk ziet en er begrijpelijkerwijs van verzekerd wil zijn dat hij bij een eventuele voor hem gunstige afloop van de bodemprocedure niet alsnog met lege handen achterblijft. Daarbij komt dat Synex-Tube al heeft toegezegd om het octrooi en PCT-aanvrage niet te zullen vervreemden of te bezwaren tot na afloop van alle tussen partijen aanhangige procedures; zij heeft deze toezegging tijdens de pleidooizitting herhaald en de ter zitting aanwezige vertegenwoordiger van VSN heeft desgevraagd aangegeven een boete van € 1.000.000,- acceptabel te vinden. Het hof ziet aanleiding te bepalen dat de boete niet in de plaats treedt van schadevergoeding op grond van de wet.
8. De conclusie luidt dat alleen grief 3 deels slaagt en dat het appel voor het overige faalt. Omwille van de leesbaarheid zal het bestreden vonnis geheel worden vernietigd en zal het hof opnieuw recht doen zoals hierna te melden. [appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep worden veroordeeld. Conform de (niet afzonderlijk weersproken) vordering van Synex-Tube zal daarbij worden bepaald dat [appellant] bij niet betaling over de proceskosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn.