Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank heeft beroep ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
“9. Artikel 5b Awr luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"Een algemeen nut beogende instelling is:
a. een instelling-
niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven-
die:
1°. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
2°.
voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden (…);
3°. gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
4°. door de inspecteur als zodanigis
aangemerkt;
3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
c.
onderwijs, wetenschap en onderzoek;
i.
religie, levensbeschouwing en spiritualiteit;
4. Een algemeen nut beogende instelling die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur, kan verzoeken tevens te worden aangemerkt als culturele instelling.
10. Artikel 1a UR Awr luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:
b. uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;
f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van verwerving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;
h.
uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft, (…).
11. Onder 'uitsluitend of nagenoeg uitsluitend' dient te worden verstaan 90% of meer.
12. Van het dienen van het algemeen belang is sprake indien de doelstelling en de werkzaamheden van een instelling rechtstreeks erop zijn gericht het algemeen belang Ie dienen (vgl. HR 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202). Hiervan is geen sprake wanneer de instelling zich richt op de behartiging van het particuliere belang van individuen of een groep personen. Niet voldoende is dat de werkzaamheden indirect of mede als nuttig effect hebben dat het algemeen belang wordt gediend. 13. Eiseres dient aannemelijk te maken dat zij het algemeen belang beoogt en dat zij met haar feitelijke werkzaamheden voor ten minste 90% het algemeen belang dient.
14. Eiseres heeft daartoe - kort weergegeven - aangevoerd dat haar doelstelling en feitelijke activiteiten algemeen nuttig zijn omdat deze gericht zijn op het uitdragen van de Soefi filosofie door middel van studie, meditatie, yoga, dans etc. Het gaat daarbij om het verspreiden van een levensbeschouwelijke/spirituele ideologie, te weten het Soefisme. Eiseres propageert haar activiteiten via folders/uitgiften. de activiteiten staan open voor een ieder, ongeacht geloofsovertuiging, Voor deelname aan de activiteiten van de Stichting bestaat geen betalingsverplichting. Zowel de bijdragen van de deelnemers (door eiseres aangeduid als niet-leden) als de bijdragen van de donateurs (door eiseres aangeduid als leden) zijn altijd vrijwillig. Eiseres heeft ter zitting erkend dat uit de statuten zoals die luiden sinds 21 maart 2012 niet blijkt dat het uitdragen van de leer van het Soefisme deel uit maakt van haar doelstelling. Het begrip Soefi is volgens eiseres echter uitsluitend uit de statuten verwijderd omdat eiseres problemen ondervond van groepen in de samenleving die de activiteiten van eiseres strijdig achten met de werkelijke leer van het Soefisme en daarmee aanverwante stromingen en religies. Zij stelt daarom dat voor de bepaling van haar doelstelling alle hiervoor aangehaalde versies van de statuten van de stichting in onderlinge samenhang in ogenschouw moeten worden genomen.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat voor haar doelstelling alle drie de statuten in onderlinge samenhang moeten worden bezien, maar gaat uit van de laatst gewijzigde statuten omdat die geacht moeten worden de daadwerkelijke doelstelling van de Stichting weer te geven. Niet gesteld kan worden dat deze laatste wijziging slechts tekstueel van aard is. Uit die statuten blijkt niet dat eiseres als doelstelling heeft het verbreiden en bevorderen van het Soefisme noch van enige religie, levensbeschouwing en spiritualiteit.
16. Het doen van onderzoek op zichzelf kan gezien het bepaalde in artikel 5b, derde lid, onderdeel c, Awr. als algemeen nut worden aangemerkt. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is. Dat door de Stichting de verzen van de Perzische dichter en mysticus Rumi worden vertaald en dit inmiddels ook deels is gerealiseerd, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen onderzoek. Voor het overige heeft eiseres niets overgelegd of aangevoerd waaruit blijkt dat daadwerkelijk onderzoek wordt gedaan.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk beoogt het algemeen belang te dienen als bedoeld in artikel 5b van de Awr. Verweerder heeft dan ook terecht het verzoek om toekenning van de ANBI status afgewezen.
18. Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarvoor naar de ANBI status van 10 instellingen die kennelijk actief zijn op het gebied van de verspreiding van de Soefi-leer. De bewijslast dat sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling rust op eiseres. Met de enkele stelling dat die andere Stichtingen/instellingen dezelfde activiteiten uitoefenen en dezelfde statutaire doelstelling hebben is eiseres niet in dat bewijs geslaagd. Ook anderszins is niet is gebleken dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
19. Eiseres stelt verder dat sprake is van schending van het rechtszekerheidsbeginsel en voert daartoe aan dat ten aanzien van Soefi-ordes sprake is van een vaste gedragslijn waaruit door verweerder ontwikkeld beleid blijkt. De rechtszekerheid brengt mee dat ook eiseres een beroep kan doen op dit beleid. Eiseres heeft echter tegenover de verklaring van verweerder dat ter zake geen beleid is ontwikkeld. niet aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is van enig beleid waaruit zou kunnen volgen dat aan eiseres de ANBI status zou moeten worden toegekend ondanks dat zij niet aan de wettelijke eisen daarvoor voldoet. Haar enkele stelling dat sprake is van een open wettelijke norm en dat verweerder daarom verplicht is beleid te ontwikkelen, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank merkt overigens op dat zo er al kan worden gesproken van een vaste gedragslijn ten aanzien van Soefi-ordes, dat eiseres niet kan baten gezien hetgeen hiervoor is overwogen over het gelijkheidsbeginsel.
20. De rechtbank is niet bevoegd om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, omdat dit is voorbehouden aan de minister van financiën.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden