ECLI:NL:GHDHA:2014:3829

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
2200056214
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een lokfiets met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Polen in 1983, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor de diefstal van een lokfiets, die toebehoorde aan Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit. De verdachte had de fiets op 9 februari 2014 in 's-Gravenhage weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging en dat het bewijs van de aangetroffen fiets uitgesloten moest worden. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatige opsporing. Het hof concludeerde dat de verdachte wel degelijk het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had, aangezien hij de fiets had weggenomen en op een andere locatie op slot had gezet. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een gevangenisstraf van twee weken op. Tevens gelastte het hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 21 dagen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof rekening hield met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000562-14
Parketnummers: 09-817439-14 en 09-817144-14 (tul)
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 februari 2014 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Polen) op [dag] 1983,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 augustus 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest, waarbij de gevangenneming van de verdachte is bevolen. Tot slot is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 februari 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (lok)fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Verweren van de raadsvrouw

Inzet lokfiets
Ter terechtzitting is door de raadsvrouw namens de verdachte primair betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging en subsidiair dat het aantreffen van de fiets bij de verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs. Hiertoe heeft de raadsvrouw – kortgezegd - aangevoerd dat er sprake is van onrechtmatige opsporing omdat de verdachte is uitgelokt door de wijze waarop de lokfiets is ingezet.
Het hof overweegt als volgt. Blijkens het proces-verbaal van aangifte (door [gemachtigde] namens Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit op 9 februari 2014) is er door verbalisant [x] een niet afgesloten fiets geplaatst op een locatie waar regelmatig fietsen worden gestolen en is de fiets neergezet op een wijze waardoor hij niet opviel. Het hof vermag niet in te zien dat de verdachte door het inzetten van de lokfiets door de verbalisanten tot andere handelingen is gebracht dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. Of de fiets al dan niet aan de voorzijde van het fietsenrek is geplaatst doet hier niet ter zake. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is geweest van onrechtmatigheden met betrekking tot de opsporing. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Oogmerk
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw voorts betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat hij niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.
Het hof is van oordeel dat de verdachte - door de fiets weg te nemen en op een andere locatie op slot te zetten nadat hij er even op gefietst had – als heer en meester over het goed heeft beschikt en dat hij derhalve heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks 09 februari 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (lok)fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Dergelijke diefstallen zijn ergerlijke feiten, die schade en hinder veroorzaken voor de benadeelden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2014, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2014 onder parketnummer 09-817144-14 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met bevel dat die voorwaardelijke gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond van het feit dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond. Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2014 met parketnummer 09-817144-14, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. Klein Wolterink, mr. L. Verheij en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 augustus 2014.