ECLI:NL:GHDHA:2014:3508

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
BK-14-00022
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het verlaagde BTW-tarief op bouwleges bij verbouwing en nieuwbouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag over de hoogte van een aanslag bouwleges. De belanghebbende had een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het verbouwen van een café en woningen tot zeven nieuwe woningen. De heffingsambtenaar had een aanslag van € 15.299,20 opgelegd, gebaseerd op bouwkosten van € 478.109 inclusief BTW. De belanghebbende stelde dat de werkzaamheden kwalificeerden als renovatie, waardoor het verlaagde BTW-tarief van toepassing zou zijn op de arbeidskosten. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2014 was de belanghebbende niet aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar wel verscheen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de werkzaamheden niet als renovatie konden worden gekwalificeerd, omdat het ging om de creatie van nieuwe woningen en niet om herstel of renovatie van bestaande woningen. Het Hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het verlaagde BTW-tarief niet van toepassing was, omdat de werkzaamheden niet voldeden aan de voorwaarden van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 februari 2013.

Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de bouwkosten op juiste wijze had vastgesteld en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de aanslag te hoog was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00022

Uitspraak d.d. 29 oktober 2014

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2013, nummer SGR 13/6158, betreffende de hierna vermelde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
Bij schriftelijke kennisgeving met dagtekening 21 november 2012 zijn van belanghebbende bouwleges geheven ten bedrage van € 15.299,20 (hierna: de aanslag).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2013 heeft de heffingsambtenaar het door belanghebbende gemaakte bezwaar tegen de aanslag afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar, beroep bij de rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is € 318 griffierecht geheven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake daarvan is € 478 griffierecht geheven.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 september 2014, gehouden te Den Haag. Aldaar is de heffingsambtenaar wel, doch belanghebbende niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 juli 2014 aan het adres van haar gemachtigde drs. [A] op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens informatie op de website van PostNL is de vorenbedoelde brief op 28 juli 2014 door een medewerker van PostNL op het voormelde adres afgeleverd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1.
Belanghebbende heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend welke op 24 augustus 2012 bij de gemeente is binnengekomen. In het aanvraagformulier is over de werkzaamheden onder meer vermeld: "Bijbehorend bouwwerk bouwen, renovatie appartementen, geen zorgwoningen, bouwwerk wordt gedeeltelijk vervangen."
Voorts is in het aanvraagformulier vermeld dat de kosten van de voorgenomen werkzaamheden € 250.000 exclusief BTW bedragen.
3.2.
De heffingsambtenaar heeft de kosten van de voorgenomen werkzaamheden nader vastgesteld op € 478.109 inclusief BTW, op grond waarvan de leges zijn vastgesteld.
3.3.
Met dagtekening 21 november 2012 heeft de heffingsambtenaar de aanslag opgelegd. De legesnota bevat de volgende omschrijving van de bouwwerkzaamheden: "Het veranderen van de woningen [a-straat 1] en [a-straat 1a] en het café [a-straat 2] tot 7 woningen."
3.4.
Op 26 november 2012 is de door belanghebbende aangevraagde omgevingsvergunning verleend.

Gemeentelijke verordening

4.1.
De raad van de gemeente Den Haag heeft in zijn openbare vergadering van 22 december 2011 de Verordening op de heffing en invordering van leges 2008 (hierna: de Verordening) en de bijbehorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) vastgesteld. De Verordening is op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt. In de Verordening is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'leges' worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
b. (…);
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 5 Tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde. Voorzover in de tarieventabel uurtarieven zijn opgenomen, wordt op verzoek bij de aanvraag van de dienst een raming gegeven van het aantal met de dienstverlening gemoeide kosten.
(…).

Artikel 6 Wijze van heffing en bekendmaking

1. De leges worden geheven bij wege van schriftelijke kennisgeving, welke kan worden gesteld op het bewuste stuk waarvan de leges worden geheven.
2. Het gevorderde bedrag wordt aan belastingschuldige bekendgemaakt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving."
4.2.
In de Tarieventabel is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
"
HOOFDSTUK 5 DIENSTVERLENING VALLEND ONDER FYSIEKE LEEFOMGEVING/OMGEVINGSVERGUNNING

Afdeling 1 Begripsomschrijving

5.1.1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
5.1.1.1. bouwkosten:
de aannemingssom, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), echter inclusief omzetbelasting of voor zover de aannemingssom ontbreekt, een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is gewijzigd of vervangen waarbij van toepassing is het bepaalde onder 3.2 van dit normblad, inclusief omzetbelasting. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in dit hoofdstuk onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
(…)

Afdeling 2 Omgevingsvergunning

5.2.
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijke bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in afdeling 2. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
5.2.1.
Bouwactiviteiten
5.2.1.1. Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: 3,2% van de bouwkosten van het uit te voeren bouwwerk, berekend over elk geheel bedrag van € 50,00 met een minimum van € 100,- en een maximum van € 2.500.000.
(…)."

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1.
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of ingevolge het Besluit van 28 februari 2013, nr. BLKB/2013/305M, het verlaagde BTW-tarief van toepassing is op de tot de bouwkosten behorende arbeidskosten.
5.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en stelt zich op het standpunt dat sprake is van een verbouwing en niet van 'in wezen nieuwbouw' waardoor met betrekking tot de arbeidskosten het verlaagde BTW-tarief van toepassing is en de aanslag derhalve tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
5.3.
De heffingsambtenaar beantwoordt de vragen ontkennend en heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd weersproken.
5.4.
Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof voor het overige naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1.
Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 14.351.
6.2.
De heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, omtrent het geschil overwogen:
"1. Door [belanghebbende] is een aanvraag voor een omgevingsvergunning gedaan ter zake van het bouwproject [a-straat 1]-[2] te [Z]. De bouwactiviteiten betreffen de verbouw van woningen en een café tot 7 woningen. De aanvraag, die op 24 augustus 2012 bij de gemeente is ingekomen, vermeldt een raming van bouwkosten van € 250.000 (exclusief BTW).
2. Bij de legesnota is van [belanghebbende] een bedrag van € 15.299,20 aan bouwleges gevorderd, uitgaande van een bouwsom van € 478.109 (inclusief BTW).
3. In geschil is of de leges tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of de hoogte van de bouwkosten onjuist is vastgesteld.
4. [Belanghebbende] beantwoordt deze vragen bevestigend en stelt dat het bedrag van de bouwsom € 383.140 (inclusief BTW) bedraagt. Zij voert daartoe - samengevat - aan dat [de heffingsambtenaar] uit gaat van een onjuist aantal m2 vloeroppervlak. Volgens [belanghebbende] moet niet worden uitgegaan van het aantal m2 berekend volgens de richtlijnen zoals vastgelegd in de NEN-normen, maar van de afspraken die zijn gemaakt met de aannemer. Daarnaast neemt zij het standpunt in dat op de helft van de bouwsom het lage BTW-tarief van toepassing is.
5. [De heffingsambtenaar] voert aan dat de bij de vergunningsaanvraag opgegeven bouwkosten zijn gecontroleerd aan de hand van de vergunningsaanvraag en de daarbij behorende tekeningen. Hij stelt dat de berekening van de bouwsom is uitgevoerd met inachtneming van het juiste aantal m2 vloeroppervlak en neemt het standpunt in dat het lage btw tarief niet van toepassing is. Verwezen is naar een bouwkostencalculatie, op verzoek van [de heffingsambtenaar] opgesteld door zijn adviseur [B].
6. Niet is in geschil dat de aanvraag van [belanghebbende] voor het verlenen van een omgevingsvergunning in behandeling is genomen. Derhalve heeft het belastbare feit zich voorgedaan en is [belanghebbende] leges verschuldigd geworden.
7. De leges worden berekend over de bij de aanvraag aangegeven aanneemsom of raming van de kosten van het werk (begroting), mits deze door de heffingsambtenaar wordt goedgekeurd. Indien bij de aanvraag geen begroting is overgelegd, of indien de overgelegde begroting niet wordt goedgekeurd, worden de vermoedelijke kosten van het werk door de heffingsambtenaar geschat en worden daarnaar de verschuldigde leges berekend. Bij de berekening van de kosten wordt uitgegaan van de prijs, welke aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk (zie Hoge Raad 9 oktober 1991, nr. 27.576, LJN: ZC4731).
8. De door [de heffingsambtenaar] berekende bouwkosten en de verleende vergunning zijn gebaseerd op de tekeningen die door [belanghebbende] bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zijn ingediend. Ter zitting heeft [de heffingsambtenaar] de tekeningen nader toegelicht en gesteld dat [belanghebbende] ten onrechte een deel van de tekeningen buiten beschouwing laat.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de heffingsambtenaar] - met hetgeen hij in zijn stukken en ter zitting heeft aangevoerd - aannemelijk gemaakt dat de door hem overgelegde raming van de bouwkosten van een juiste maatstaf (oppervlaktes en prijzen) is uitgegaan, hetgeen resulteert in een bouwsom van € 478.109 (inclusief BTW).
10. [Belanghebbende] is er niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat de aanslag te hoog is vastgesteld. De grief van [belanghebbende] dat de berekening van de bouwkosten met betrekking tot het aantal m2 afwijkt van de afspraak die zij hierover met de aannemer heeft gemaakt faalt.
Nog daargelaten dat [belanghebbende] hierbij terugvalt op een offerte van de aannemer, heeft zij geen enkel argument aangedragen waaruit blijkt dat de berekening van [de heffingsambtenaar] geheel onjuist zou zijn. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het aantal gehanteerde m2.
11. Ter zitting heeft [belanghebbende] verklaard dat als uitgegaan wordt van het door [de heffingsambtenaar] gehanteerde aantal m2 de hoogte van de opgelegde aanslag leges juist is, zodat nog resteert het geschil over het van toepassing zijnde BTW-tarief.
11. De grief van [belanghebbende] dat op een deel van de bouwkosten, te weten de arbeidskosten, het 6% BTW-tarief van toepassing is, faalt. Ingevolge het Besluit van 28 februari 2013, nr. BLKB/2013/305M, is het verlaagde BTW-tarief van toepassing op renovatie en herstel van woningen na meer dan twee jaren na de eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten. De rechtbank is van oordeel dat onderhavige verbouwingswerkzaamheden betreffen de creatie van 7 nieuwe woningen en derhalve niet zijn te kwalificeren als renovatie en herstel van woningen in de zin van eerder genoemd besluit. Daarom heeft [de heffingsambtenaar] op juiste wijze toepassing gegeven aan het (hoge) BTW-tarief.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling."

Beoordeling van het hoger beroep

8.1.
De goedkeuring in het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 februari 2013, nr. BLKB/2013/305M (hierna: het Besluit) luidt als volgt:
"Met inachtneming van hetgeen hierna wordt opgemerkt keur ik goed dat vooruitlopend op deze wetswijziging het verlaagde btw-tarief van 1 maart 2013 tot 1 maart 2014 wordt toegepast op renovatie en herstel van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten."
8.2.
Ter toelichting van de begrippen renovatie en herstel is in het Besluit vermeld:
"Het verlaagde tarief is van toepassing op alle renovatie- en herstelwerkzaamheden die in en aan een woning worden verricht. Onder renovatie- en herstelwerkzaamheden worden in dit verband verstaan: het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden, van (delen van) de woning. Het verlaagde tarief is uitsluitend van toepassing op de arbeidskosten en niet op de bij de renovatie- en herstelwerkzaamheid gebruikte materialen. (…)."
In de bijlage bij het Besluit wordt als voorbeeld van werkzaamheden waarvoor het verlaagde tarief geldt, onder meer genoemd:
"het renoveren en herstellen van een (…) appartementencomplex. Alleen die ruimten die ter beschikking staan van de bewoners (waaronder de gemeenschappelijke ruimten zoals de hal, trappenhuis, lift en recreatieruimten) worden als woning aangemerkt."
8.3.
Niet in geschil is dat de eerste ingebruikneming van de bestaande woningen meer dan twee jaren geleden heeft plaatsgevonden en dat de bouwwerkzaamheden zijn gestart in de periode waarvoor het verlaagde BTW-tarief geldt, namelijk tussen 1 maart 2013 en 1 maart 2014.
8.4.
Het Hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden en met juistheid heeft beslist dat de werkzaamheden waarvoor de vergunning is aangevraagd niet kwalificeren als renovatie en herstel van woningen in de zin van het Besluit. Daarbij neemt het Hof in aanmerking hetgeen in de aanvraag van de omgevingsvergunning over de werkzaamheden is vermeld en de omschrijving van de werkzaamheden in de aanslag. Uit beide omschrijvingen blijkt dat er geen sprake is van renovatie en herstel van woningen maar van het vervangen van enkele bestaande woningen en een café tot zeven tot dan niet bestaande woningen. De tot de gedingstukken behorende bouwtekeningen ondersteunen voormeld oordeel. Aan dit oordeel doet niet af hetgeen belanghebbende in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd.
8.5.
Nu de werkzaamheden waarvoor de vergunning is aangevraagd niet kwalificeren als renovatie en herstel van woningen in de zin van het Besluit, vindt het verlaagde BTW-tarief geen toepassing op de tot de bouwkosten behorende arbeidskosten. De aanslag is niet op een te hoog bedrag vastgesteld.
8.6.
Beslist dient te worden als hierna is vermeld.

Proceskosten

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. G.J. van Leijenhorst, B. van Walderveen en R.P.C.W.M. Brandsma, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.A Brits. De beslissing is op 29 oktober 2014 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.