ECLI:NL:GHDHA:2014:3378
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en re-integratieverplichtingen in arbeidsrechtelijke geschillen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [werknemer] tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht, waarin zijn vorderingen inzake kennelijk onredelijk ontslag zijn afgewezen. [werknemer], die sinds 1984 in dienst was bij [werkgever], was arbeidsongeschikt geraakt na een bedrijfsongeval in 1996 en een reeks van medische problemen. Na zijn uitval in 2009 heeft hij geprobeerd te re-integreren, maar dit bleek problematisch. [werkgever] heeft het dienstverband opgezegd met toestemming van het UWV per 30 november 2011. [werknemer] vorderde in hoger beroep een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk was en eiste een schadevergoeding van € 367.640,09.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht oordeelde dat er geen sprake was van kennelijk onredelijk ontslag. Het hof oordeelde dat [werknemer] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen dat [werkgever] verwijten gemaakt konden worden met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid en de re-integratieverplichtingen. Het hof benadrukte dat [werkgever] gedurende de arbeidsongeschiktheid het salaris volledig had doorbetaald en dat er geen passend werk voor [werknemer] beschikbaar was. De omstandigheden van de zaak, waaronder de lange diensttijd van [werknemer] en zijn arbeidsongeschiktheid, werden gewogen tegen de belangen van [werkgever]. Uiteindelijk werd het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en werd [werknemer] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.