ECLI:NL:GHDHA:2014:3274

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
22-005311-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende mishandeling met noodweer als rechtvaardigingsgrond

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1958, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,- of vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar, voor de vermeende mishandeling van een benadeelde partij op 7 december 2011 te Pijnacker. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling van de verdachte zonder straf. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verdachte handelde uit noodweer. De verdachte heeft verklaard dat hij de benadeelde partij heeft geslagen in een situatie waarin de emoties hoog opliepen en de benadeelde partij dreigend op hem afkwam. Het hof oordeelde dat er geen redelijke mogelijkheid was voor de verdachte om aan de situatie te ontsnappen, en dat de intentie van de benadeelde partij om alleen te 'spreken' niet aannemelijk was.

Het hof heeft daarom het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 500,00 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte vrijgesproken is van de beschuldigingen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005311-13
Parketnummer: 09-053662-12
Datum uitspraak: 9 september 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 28 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1958,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
26 augustus 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden schuldig verklaard zonder oplegging van maatregel of straf.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair vijf dagen hechtenis, voorwaar-delijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing genomen ter zake van de vordering van de benadeelde partij zoals nader in het vonnis waarvan beroep beslist.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 december 2011 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), in/op/tegen het gezicht, in elk geval op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Mishandeling als aan de verdachte ten laste gelegd is het aan een ander toebrengen van letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat (vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690, NJ 2011, 466).
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, de eigen verklaringen van de verdachte en de overige zich in het dossier bevindende stukken is het aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. De verdachte heeft de hem verweten slag/stomp gegeven op het moment dat in een woordenwisseling tussen hem en [benadeelde partij] de emoties hoog opliepen en [benadeelde partij] dreigend op hem afkwam, terwijl voor hem geen redelijke mogelijkheid bestond om aan de situatie te ontsnappen. Dat [benadeelde partij], zoals hij heeft verklaard, slechts de intentie heeft gehad om de verdachte “aan te spreken”, is niet aannemelijk. Om de verdachte slechts aan te spreken was het immers niet nodig geweest om naar hem toe te lopen.
Nu voor de gedraging van de verdachte een rechtvaardigingsgrond bestond moet hij van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A.J. van 't Hul, H.M.A. de Groot en P.C. Römer, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 september 2014.
Mr. H.M.A. de Groot is buiten staat dit arrest te ondertekenen.