Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 25 februari 2014
AANNEMINGSBEDRIJF [X] B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
mmaas genoemd; verder aan te duiden als Eenmaas) en de VvE waren vóór 1999 eigenaar van panden, gelegen aan het [adres] en genummerd 1 (eigendom van Eenmaas) en 2, 2a, 2b en 2c (eigendom van de leden van de VvE) te 's-Gravenhage. In 1999 en 2000 is de naburige opstal, gelegen aan de [adres] , gesloopt. Bij de ontgraving van het daaronder gelegen perceel met het oog op nieuwbouw ter plaatse is rond 7 november 2000 schade ontstaan aan de eerder genoemde panden van Maranchri c.s. Op verzoek van Eenmaas en de VvE heeft de rechtbank 's-Gravenhage in augustus 2003 een voorlopig deskundigenonderzoek bevolen. De deskundige heeft de schade aan de beide panden opgenomen en heeft geconcludeerd dat het ontstaan van de schade is te wijten aan het intrillen van de damwanden rond het te ontgraven perceel en aan het ontgraven van de damwand, waarbij een gedeelte te wijten is aan het feit dat de damwand niet gestempeld was, aangezien daardoor het grootste deel van de opgetreden vervorming van de damwand is veroorzaakt. Door die vervorming zijn de genoemde panden verzakt en beschadigd. De deskundige heeft de schade aan beide panden, bestaande uit herstelkosten ad € 146.980,- exclusief BTW, huurderving en proceskosten, voor 50 % toegerekend aan Revac (die onder meer verantwoordelijk was voor het intrillen en stempelen van de damwand) en voor 50% aan [X] , dat de ontgraving heeft verricht.
eerste twee grievenvan Maranchri c.s. zijn gericht tegen de rechtsoverwegingen in het tussenvonnis van de rechtbank van 3 september 2008, die inhouden dat Eenmaas niet heeft aangetoond dat zij ten tijde van het schade toebrengende feit eigenares was van (een gedeelte van) het pand [adres] 2-2c, terwijl dat wel op haar weg had gelegen, en dat de rechtbank aan enige bewijslevering niet toekomt omdat getuigenbewijs niet aan de orde is en Eenmaas verzuimd heeft eerder bewijsstukken in te brengen. Maranchri c.s. hebben in hoger beroep bewijsstukken ingebracht. De
derde griefkeert zich tegen de overweging van de rechtbank in hetzelfde vonnis, dat de VvE niet in rechte kan vorderen omdat een procesbesluit niet is overgelegd. De
vierde, vijfde en zesde griefvallen de rechtsoverwegingen in het tussenvonnis en het eindvonnis aan, inhoudende dat de vorderingen van Eenmaas jegens [X] zijn verjaard en welke rechtsgevolgen daaraan moeten worden verbonden.
mmaas, een niet bestaande rechtspersoon, en dat deze niet bestaande rechtspersoon de verjaring niet kan hebben gestuit. Bovendien is de naam van de rechtspersoon Ee
nmaas al op 7 oktober 2007 gewijzigd in Maranchri, zodat aan de nadien door Eenmaas verrichte proceshandelingen geen rechtsgevolg kan worden toegekend. Subsidiair meent [X] dat Maranchri niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat zij nalatig is geweest de rechtbank te wijzen op zowel de verschrijving als haar naamswijziging, zodat de onjuiste tenaamstelling is het eindvonnis van de rechtbank is te wijten aan meerdere toerekenbare fouten van Eenmaas/Maranchri. Voorts voert zij meer subsidiair aan dat Eenmaas/Maranchri niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen, omdat zij eigenaar was van het pand [adres] 1 en niet van het pand [adres] 2/2a/2b/2c, waarop zowel het verzoek tot het verrichten van het voorlopig deskundigenrapport als haar vorderingen in eerste aanleg betrekking hadden. Verder subsidiair neemt [X] het standpunt in dat Maranchri niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij het pand in juli 2006 heeft verkocht en gesteld noch gebleken is dat zij sindsdien nog een goederenrechtelijke band met deze onroerende zaak heeft. Met betrekking tot de VvE brengt [X] naar voren dat niet is aangetoond dat de VvE bestaat, aangezien deze niet is ingeschreven in het handelsregister (maar wel “Vereniging van eigenaars [adres] 2 te ’s-Gravenhage” hetgeen volgens [X] een andere VvE is) en de statuten en het splitsingsreglement niet zijn overgelegd, en voorts dat zij betwist dat het bestuur van de VvE rechtsgeldig is gemachtigd de onderhavige procedure te voeren, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De eerste drie grieven van Maranchri c.s. hebben op dezelfde kwesties betrekking.
Beslissing
18 april 2014om
9:30 uur;
binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de maanden april tot en met juni van 2014 opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de comparitie zal vaststellen;
uiterlijk twee weken vóór de comparitiein kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;