ECLI:NL:GHDHA:2014:2213

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
200.114.700
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij arbeidsongeval door val van steiger

In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval waarbij de appellant, een uitzendkracht, op 22 oktober 2008 van een steiger viel tijdens werkzaamheden voor BIS Industrial Services Nederland B.V. De appellant was als hulpsteigerbouwer werkzaam en viel door een golfplaten dak, waardoor hij ernstig letsel opliep. De appellant heeft BIS aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval, met een vordering tot schadevergoeding. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 10 december 2013 en een comparitie van partijen op 8 mei 2014. De appellant stelt dat BIS tekort is geschoten in de zorgplicht zoals vastgelegd in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelt dat BIS niet voldoende heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de veiligheid van de appellant te waarborgen. Het hof benadrukt dat de werkgever een hoge zorgplicht heeft, vooral in situaties met een aanzienlijk risico op ongevallen. Het hof concludeert dat BIS niet heeft voldaan aan haar zorgplicht, omdat zij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van veiligheidsinstructies en niet adequaat heeft gewaarschuwd voor de specifieke gevaren van het werken op grote hoogte. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en verklaart BIS aansprakelijk voor de schade van de appellant, die nader moet worden vastgesteld. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, evenals een voorschot op de schadevergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.114.700/01
Zaaknummer rechtbank : 1323528 CV EXPL 12-1074
Arrest van 8 juli 2014
inzake
[appellant],
wonende te Rotterdam,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. L.B. de Jong te Den Haag,
tegen
BIS Industrial Services Nederland B.V.,
gevestigd te Zwartewaal, gemeente Brielle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BIS,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Het verloop van het geding
1. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 10 december 2013, waarbij een meervoudige comparitie van partijen is gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014. Het proces-verbaal van die comparitie bevindt zich bij de stukken. Na afloop van de comparitie hebben partijen arrest gevraagd.
Feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
2.1 [appellant] was als uitzendkracht werkzaam voor [bedrijf 1] Detachering B.V. te Zwijndrecht (verder te noemen: [bedrijf 1]).
2.2 Vanaf januari 2008 is [appellant] door [bedrijf 1] uitgeleend aan BIS.
2.3 [appellant] was voor BIS als hulpsteigerbouwer werkzaam op het terrein van [bedrijf 2] B.V. (verder: [bedrijf 2]) te Sluiskil.
2.4 Op 22 oktober 2008 werkte [appellant], samen met zijn collega’s [collega 1] en [collega 2], aan de uitbreiding van een steiger boven een golfplaten dak bij het ketelhuis van de afdeling Reforming D in de ammoniakfabriek van [bedrijf 2]. Zij werkten al een aantal dagen aan deze klus. De steiger moest worden uitgebreid in de richting van de pijl die is geplaatst op onderstaande, aan het onder 2.8 te noemen rapport ontleende foto.
2.5 Op de genoemde dag is [appellant], tegen het einde van de werktijd, door een golfplaten dak gevallen. Hij is vier à vijf meter lager op een vloer terechtgekomen.
2.6 [appellant] is vervolgens naar een ziekenhuis in Gent vervoerd en is daar zeven dagen opgenomen geweest. [appellant] ontvangt thans een WIA-uitkering.
2.7 Onmiddellijk voorafgaand aan de val bevond [appellant] zich op de met nummer 1 aangeduide plaats op de hierna afgebeelde, eveneens aan het onder 2.8 te noemen rapport ontleende foto. Zijn collega [collega 1] bevond zich op de met nummer 2 aangeduide plaats.
2.8 Een door de bij BIS werkzame medewerkers [medewerker BIS 1] en [medewerker BIS 2] opgesteld voorlopig onderzoeksrapport (door BIS ter zitting op 8 mei 2014 overgelegd en gehecht aan het proces-verbaal van die zitting) gedateerd 27 oktober 2008 luidt onder meer als volgt:
“Beschrijving van het incident conform de verklaringen van de heren [collega 1] en [collega 2]. De heer [appellant] (positie cijfer 1) en de heer [collega 1] (positie cijfer 2) bevonden zich op het gebinte. De heer [collega 2] bevond zich op het hogerliggende bordes waartegen de ladderlift stond.
De heer [collega 1] heeft zich met de rug naar de heer [appellant] omgedraaid om te roepen naar de heer [collega 2] om steigeronderdelen van de ladderlift te gaan halen, zijnde 2 steigerrozetten en 2 steigerliggers.
Op dat ogenblik hoort de heer [collega 1] een klap, hij draait zich om en stelt vast dat de heer [appellant] door het golfplaten dak is gevallen.
(…)
De medewerker is schuin naar links naar beneden gevallen, met het achterhoofd tegen de vloerbintens en met het voorhoofd tegen de wand van het fornuis.
(…)
De heer [collega 1] spoedt zich naar de plek waar de heer [appellant] is terechtgekomen: hij stelt vast dat de heer [appellant] bewusteloos is en uit het oor/achterhoofd bloedt. De heer [collega 1] verwittigt de heer [collega 2], de voorman [Voorman] wordt er tevens bijgeroepen.
(…)
Via de opgeroepen ziekenwagen wordt de heer [appellant] getransporteerd, later naar het ziekenhuis te Gent.”
2.9 De heer [Naam], inspecteur van de Arbeidsinspectie, heeft naar aanleiding van het ongeval op 23 oktober 2008 de locatie bezocht en een ongevallen-boeterapport opgesteld. BIS is beboet naar aanleiding van het ongeval.
2.10 De op 5 november 2008 afgelegde verklaring van [appellant], behorende bij het Ongevallen-Boeterapport van de Arbeidsinspectie, luidt onder meer als volgt:
“Wat er tijdens het ongeval gebeurd is, kan ik me niet meer herinneren. Ik weet alleen nog, dat ik op een gegeven moment ergens lag met allerlei mensen om me heen. Ik wist niet dat ik gevallen was. Dat heb ik later gehoord. Ik had een veiligheidsgordel aan. Of ik deze aangeklikt had, weet ik niet. Normaal ben ik altijd aangeklikt/aangelijnd. Op het werk te Sluiskil heb ik iedere maand een toolboxmeeting gehad. Ook over het dragen van valgordels. Bij [bedrijf 1] heb ik een video gezien genaamd “allways online”, over het gebruik van een veiligheidsgordel. Het toezicht te Sluiskil werd gehouden door [medewerker BIS 3] van Bis Industrial Services B.V., aan wie ik uitgeleend was. (…). Als ik me niet aan de veiligheidsregels houd, dan word ik daar weggestuurd van het werk. (…)”
2.11 De op 23 oktober 2008 afgelegde verklaring van [collega 1], behorende bij het Ongevallen-Boeterapport van de Arbeidsinspectie, luidt onder meer als volgt:
“Ik ben hier bij [bedrijf 2] deze week begonnen. Ik werkte hier samen met [appellant], het slachtoffer, en Feyzan [collega 2]. Gisteren 22 oktober 2008 om ± 15.00 uur/15.15 uur is er met [appellant] een ongeval gebeurd op het terrein van [bedrijf 2] te Sluiskil op de reforming D bij het ketelhuis. Wij moesten daar een stuk aan een reeds bestaande steiger bouwen. Ik stond ± 2 meter van [appellant] verwijderd met mijn rug naar hem toe. Of hij toen aangelijnd was, weet ik niet. Op een gegeven moment hoorde ik een klap en zag, dat [appellant], die op een ijzeren balk stond, door het dak ± 4 à 5 meter naar beneden was gevallen. Hij lag op zijn rug en had een valgordel aan. Deze was echter niet aangelijnd of ergens aan geklikt. Voor de werkzaamheden krijgen we opdracht van een voorman van BIS. Wij zijn namelijk uitgeleend aan BIS Industrial Services. Ik heb niet gezien, dat [appellant] de rest van de week niet aangelijnd was. Ik weet, dat als je je hier niet aan de veiligheidsvoorschriften houdt, je naar huis moet. Ik was er als eerste bij toen [appellant] gevallen was. (…)”
2.12 Op het moment van de val droeg [appellant] een harnasgordel, maar was hij niet aangelijnd. Dit blijkt uit het feit dat de gordel en de vanglijnen niet waren uitgerekt, hetgeen bij een aangelijnde val wel gebeurt.
2.13 Alle steigerwerkers, ook ingeleende krachten, moeten bij aanvang van hun werkzaamheden voor BIS de Professional Work Force (PWF) toets doorlopen, een toets waarin de vakbekwaamheid wordt getest. BIS kent een sanctiestelsel bij overtredingen van de veiligheidsvoorschriften. De voorman van BIS, de heer [medewerker BIS 3], is na het ongeval door BIS een maand geschorst. Hij is daarna weer aan het werk gegaan als voorman.
2.14 Een naar aanleiding van het onderhavige ongeval door BIS opgesteld “Extra Veiligheidsbericht” van 28 oktober 2008 luidt onder meer:
“Welke lering moeten wij trekken uit dit ongeval?
Onvoldoende inschatting van de aanwezige risico’s. Het werken op of in nabijheid van golfplaten daken verdient altijd extra aandacht. Een goede werkinstructie en het beoordelen van de aanwezige risico’s is van zeer groot belang.
Dit betekent in deze situaties: ALTIJD EEN TAAK RISICO ANALYSE opstellen. En deze vooraf goed met de betrokkenen doorspreken.
(…)”
2.15 [appellant] heeft op 12 januari 2008 schriftelijk verklaard: “Hierbij verklaar ik [appellant] dat de film ‘Werken met twee lijnen Always online’ gezien en duidelijk heb gevolgd. Het is aan mij duidelijk meegedeeld hoe ik met twee lijnen moet werken en dat ik ook verplicht ben met twee lijnen te werken.”
2.16 Door [bedrijf 2] is, in overleg met enkele medewerkers van BIS, naar aanleiding van het ongeval een “scat-analyse” gemaakt, gedateerd 27 februari 2012. Dit stuk houdt onder meer in :

SUMMARY:
To be filled after analysing
Faults of
Management
System
Basic root
causes
Immediate
causes
Incident
Contacts /
Losses
1.Make leaders
([bedrijf 2] + BIS) even
more aware of all the risks and how to react/ Leaders
has to identify high risk working on height and communicate risk issues
2. Current system survey is not suffient because several times deviations from the procedure has been observed.
3. (…)
4. Not often enough management communication at the work places.
1.Small
workplace on the steel
construction.
2. Nobody told him that it was forbidden to walk on the roof.
3. Hazard was not probably identified.
4.Routine work underestimated
risk.
1. Person
was
wearing a safety
harnass but
don’t
hooked one
safety life
lanyard.
2. Person
doesn’t see
it as a risk
due the fact
that he was able to walk on the roof.
3. No extra
attention –
detection for safety measures
on this task
1.Scaffold worker felt
down.
2.Due the construction
of a scaffold,
just above
a roof, he
felt
through
the roof to
a 5 m
lower
level
1.Injured
person will
probably start
working again
1,5 month
after the incident.
2. No indication that there will any
physical
consequences
for the victim
for the future
Remark:
The mandate of this investigation mentioned to look for common facts related to incident and the incident in 2007. The circumstances for the 2 incidents are the same: scaffolding in construction.
The common facts
  • 2 incidents where people felt from a certain height and they were both not secured.
  • the two fall-incidents has taken place during a stop/turnaurond.

2.ANALYSING TEAM

[teamlid 1], [teamlid 2], [teamlid 3], [teamlid 4], [teamlid 5], Firma BIS-IS [medewerker BIS 1]/[teamlid 6] (parttime)

3.Meetings and other disquisitions

Interviewed Mr. [appellant], Mr. [betrokkene 1], Mr [collega 2]. Mr. J. [betrokkene 2], Proco Reforming D.
(…)
Immediate causes from previous table
Basic Root Causes
Failure to secure (3)
Failing to use PPE properly
Improper position for task (11)
Failure to follow procedure (16)
Failure to identify hazard (17)
Personal factors
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
4. Psychological stress
4.4 Routine work underestimated risk
5. Lack of knowledge
5.6 Nobody told him that it was forbidden to walk on the roof
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
8. Abuse or misuse
8.1.2 We are not sure that the colleagues have said to hook on probably.
Job factors
9. Inadequate leadership and/or supervision
Hazard was not probably identified.
(…)
10. (…)
11. Inadequate work standards
14.4 The foreman is not able to control 100% of the time. Using PPE is mainly the responsibility of the person.
14.4 The foreman is not able to control 100% of the time. Using PPE is mainly the responsibility of the person.
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
Basic causes from previous table
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
6. Task observation
Is the follow up of the system sufficient? Task was not perceived as so critical by the person due to the presence of a plated roof direct under the steelconstruction
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
N:o
Actions
Schedule
Resp.
Remark
Ready
(…)
5.2
Corrective/system improvements + training
1
Attention of leaders has to be improved and make leaders even more aware of all the risks and how to react
03/2009
RVO (BIS)
CUP
Part of increase
awarness of
leaders
2
Leaders has to identify high risk on working on height and communicate risk issues
03/2009
RVO (BIS)
[bedrijf 2]
3
Include this example in the training material
11/2008
RVO (BIS)
Is already included
in training material
and
communicated
Ready
4
Instruction to the scafold coordinators how to handle with “last minute” scafolds
12/2008
MOU
Direct action
5.3
Changes to management system + following instructions
1
Training evaluation and follow up to be improved
11/2008
RVO (BIS)
Part of continuous improvement cycle
2
Last minute risk analysis on the job was not yet introduced
12/2008
RVO (BIS)
Ready
3
Improve management communication at the work places by making more WOC’s
5.4
What succeeded (and is worth of noticing in the future also)
1
last minute risk analysis on the job has been introduced since 2 weeks
2
First aid and how the situation was handled
Everybody reacted fast and good
2.17
Bij brief van 28 oktober 2008 heeft dr. Edward Baert van het Universitair Ziekenhuis Gent, Kliniek voor neurochirurgie, aan de huisarts van [appellant] geschreven:
“Uw patiënt werd gehospitaliseerd van 22/10/2008 17:23 tot en met 28/10/2008 14:00, datum van ontslag naar huis.
Opnamereden:
Tijdens het werk op 22/10/08 val van enkele meters hoogte met hoofd op stoompijp; hierbij oplopen van meerdere letsels:
- scalpwonde rechts pterionaal, gehecht bij opname op spoedopname
- rechter pariëtale schedel#, niet verplaatst, doorlopend naar rechter mastoid; zonder kliniek van gehoorsdaling (geen hemotympanum) en zonder perifere facialisparese; patiënt bleef bewust, adequaat en gericht, met Glasgow coma schaal van 15/15
- brandwonde op voorhoofd, vertrekkend net boven neus op ML schuin naar rechts craniaal lopend tot op as rechter pupil (4 cm lang en 1.5cm breed)
- meerdere kneuzingen aan de rechter zijde (kant van impact), oa schouder en dij
Tijdens de hospitalisatie stelden zich geen problemen. Patiënt kent een voorspoedig herstel. Op de spoedopname werd de scalpwonde gehecht. Op 24/10 werd de 3de graads brandwonde gedebrideerd door de collega’s Plastische Heelkunde. Neurochirurgisch diende niet te worden ingegrepen en is hiervoor ook geen indicatie naar de toekomst toe.
(…)”
2.18
Een medische rapportage van de verzekeringsarts M. Kleinjan van het UWV d.d. 18 februari 2011 in het kader van het door [appellant] ingediende bezwaar tegen de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid, bevat onder meer de volgende passages:
“4.
Onderzoeksgegevens: Samenvatting gegevens uit primair medisch dossier:
Belanghebbende is een thans 32-jarige man, per 23-10-2008 uitgevallen voor zijn uitzendwerk als sjouwer/steigerbouwer vanwege lichamelijke en psychische klachten na een bedrijfsongeval. Belanghebbende is van hoogte met zijn gezicht op een stoompijp gevallen en liep daarbij schedelfractuur, brandwonden in het gelaat en kneuzingen van schouder en dij op. Hij werd aan het hoofd geopereerd. Hij ontwikkelde psychische klachten waarvoor hij werd verwezen naar het RIAGG.
(…)”
2.19
Een behandelplan voor [appellant] van M. Lieblein, psychiater bij GGZplus van 7 juli 2012 bevat onder meer het volgende:

Diagnose DSM IV/TR:
Depressie door een somatische aandoening (hersenletsel, NAH in 2008, consecutief hersenorganische psychose met verlaagde drempel in richting agressie, veranderde affectieve reactiviteit, vergeetachtigheid, concentratiestoornis en verlaagde stresstolerantie, somberheid).
AS I 311 Depressieve stoornis Niet Anders Omschreven
AS II geen diagnose
AS III hersenletsel in 2008 (werkongeluk met schedelfractuur en neurochirurgische trepanatie in Gent)
AS IV problemen met werk, financiën, primaire steungroep<
AS V GAF 50”
2.2
Op 5 november 2010 heeft de gemachtigde van [appellant] BIS aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. In opdracht van de verzekeraar van BIS heeft Cordaet een onderzoek ingesteld. Op 22 september 2011 heeft Cordaet meegedeeld dat geen aansprakelijkheid wordt aanvaard omdat BIS aan haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW heeft voldaan.
Het geschil
3.1
[appellant] heeft BIS gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd dat BIS aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, veroordeling van BIS tot vergoeding van de door [appellant] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en nader op te maken bij staat, en tot betaling van een voorschot van € 2.500,-. BIS heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.3
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [appellant] afgewezen op grond van het oordeel, kort gezegd, dat BIS niet is tekortgeschoten in de naleving van de op haar ingevolge artikel 7:658 BW rustende zorgplicht. Tegen dat oordeel komt [appellant] in hoger beroep op.
Beoordeling in hoger beroep
3.1
Het hof stelt bij de bespreking van de grieven het volgende voorop. Vaststaat dat [appellant] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden. Het is dus aan BIS als werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen, kort gezegd, dat zij al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Weliswaar is, zoals de Hoge Raad bij herhaling omtrent art. 7:658 BW heeft overwogen, met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, ook niet ten aanzien van werknemers wier werkzaamheden bijzondere risico's van ongevallen meebrengen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade (vgl. HR 12 december 2008, LJN BD3129, NJ 2009/332). Art. 7:658 BW vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies (vgl. HR 11 april 2008, LJN BC9225, NJ 2008/465).
3.2
In dit geval is sprake van het (uit)bouwen naar de zijkant toe van een bestaande steiger, waarbij de werknemer zich op smalle stalen binten op grote hoogte bevindt en vanuit die positie zijn werkzaamheden, waaronder het aanreiken / aannemen van materialen en het bevestigen van steigerdelen, verricht. In een dergelijke intrinsiek gevaarlijke situatie, waarin een aanzienlijk risico op vallen van grote hoogte bestaat en het daarvan te verwachten letsel ernstig kan zijn, moeten hoge eisen worden gesteld aan de door de werkgever te nemen maatregelen om de werknemer tegen dat risico te beschermen.
3.3
Onduidelijk is of [appellant] zijn evenwicht heeft verloren toen hij op de steiger stond en vervolgens op en door het naastgelegen golfplaten dak heen is gevallen, of dat [appellant] op het golfplaten dak is gestapt, waarna hij daar doorheen is gevallen. Aangezien er geen rechtstreekse getuigen van het ongeluk zijn en [appellant] zich niets van het ongeval kan herinneren, is de precieze toedracht op dit punt niet meer te achterhalen.
3.4
BIS heeft, zoals blijkt uit haar gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingen op dat punt, een uitgebreid algemeen veiligheidsbeleid. Werknemers als [appellant] moeten op het moment van indiensttreding of inlening een door BIS zelf ontwikkelde vakbekwaamheidstoets (de zogenaamde Professional Work Force) afleggen, zij krijgen op dat moment een instructiefilm te zien over aangelijnd werken met twee lijnen, BIS verplicht al haar werknemers om dubbele veiligheidslijnen te gebruiken, werknemers krijgen een opfriscursus (“BRAVO”) en er worden van tijd tot tijd “toolboxmeetings” met en voor de medewerkers gehouden, waarvan sommige zijn gewijd aan veiligheid op de werkplek. Ook heeft BIS een sanctiebeleid dat onder meer inhoudt dat een medewerker die zich niet houdt aan de veiligheidsinstructies, wordt weggestuurd van het werk.
3.5
Naar het oordeel van het hof heeft BIS evenwel niet, althans onvoldoende (gemotiveerd), gesteld dat zij ter handhaving van haar veiligheidsbeleid, veiligheidsregels en -instructies, ook daadwerkelijk in deze concrete werksituatie voldoende heeft gewaarschuwd voor de gevaren van het werken op grote hoogte en voldoende heeft toegezien op de naleving van haar instructie dat op steigers aangelijnd c.q. vastgehaakt moet worden gewerkt. Het moge zo zijn dat van BIS redelijkerwijs niet kan worden gevergd, en dat haar zorgplicht daarom niet zo ver gaat, dat zij (c.q. haar voormannen) op elk moment toezicht moet(en) houden op de steigerbouwers en moet(en) controleren of zij zijn aangelijnd. Het moge eveneens zo zijn dat de kans op ongevallen nooit is uitgesloten. Maar dat neemt niet weg dat van BIS wel een zekere mate van toezicht op de daadwerkelijke naleving in de praktijk van haar algemene instructies, waarschuwingen, richtlijnen en veiligheidsnormen mag worden verwacht. De algemene ervaring leert immers dat het daadwerkelijk regelmatig houden van toezicht op de naleving van dit soort regels (en het eventueel toepassen van sancties) ertoe leidt dat die regels beter en vaker worden nageleefd, ook op “toezichtloze” momenten, dan wanneer geen of zeer weinig toezicht plaatsvindt. BIS had bijvoorbeeld aan het begin van deze specifieke klus en/of steeksproefsgewijs tussendoor, op de werkplek moeten waarschuwen voor de specifieke gevaren van het betreffende werk en controle moeten uitoefenen op de naleving door werknemers van de instructie tot aangelijnd werken. Dat BIS dat (voldoende) heeft gedaan, heeft zij niet (voldoende gemotiveerd) gesteld. Haar stelling (memorie van antwoord onder 16) “dat op dagelijkse basis mondelinge instructies worden gegeven” is in dit verband te vaag. Zo heeft BIS niet gesteld wie instructies gaf / gaven, wat die instructies inhielden en bij welke gelegenheid, op welke plaats en op welk moment die instructies werden gegeven. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de stelling (memorie van antwoord onder 28) dat er regelmatig veiligheidsbezoeken en managementsinspecties plaatsvinden. BIS heeft haar stelling (memorie van antwoord onder 35) dat er gedurende de werkzaamheden inspecties plaatsvinden door de teamleider, ter zitting desgevraagd niet kunnen specificeren door aan te geven wie dan toezicht hield en met welke regelmaat op de werkzaamheden van [appellant].
3.6
Bovendien heeft BIS in het geheel niet gesteld dat zij bij het onderhavige werk, het uitbreiden van een steiger boven een golfplaten dak, de specifieke aan dat werk verbonden risico’s met [appellant] en zijn collega’s heeft doorgenomen en daarvoor heeft gewaarschuwd. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking de onder 2.16 weergegeven opmerkingen in de scat-analysis van [bedrijf 2] naar aanleiding van het aan [appellant] overkomen ongeval (onder meer: “Hazard was not probably identified”). BIS heeft ter zitting bij het hof verklaard de analyses in dat rapport te delen. Uit die opmerkingen en uit de foto’s bij de scat-analysis blijkt voorts dat werd gewerkt aan de uitbreiding van een steiger op grote hoogte, op een kleine werkplek op de staalconstructie, op zeer korte afstand boven een golfplaten dak, dat sprake was van routinematige werkzaamheden en van een onderschat risico. Het hof leidt uit de opmerking in dat rapport: “Task was not perceived as so critical by the person due to the presence of a plated roof direct under the steelconstruction” voorts af dat door de aanwezigheid van het golfplaten dak een misplaatst gevoel van veiligheid kon ontstaan doordat voor het oog niet werd gewerkt op grote hoogte. Ook speelt een rol dat [appellant] direct voorafgaand aan zijn val, zoals namens BIS ter zitting bij het hof is verklaard, aan het werk was in de nabijheid van een “balkon”, een plateau waarop, zoals BIS ter zitting eveneens heeft verklaard, de aanlijnplicht niet geldt (zie ook de memorie van antwoord onder 30, 61 en 62). Mede gelet op de algemene ervaringsregel dat werknemers die dagelijks in een gevaarlijke situatie werken de neiging hebben de risico’s niet meer voortdurend te onderkennen en onvoorzichtiger te worden, hadden de genoemde omstandigheden BIS ertoe moeten brengen specifiek te waarschuwen voor het gevaar om vanaf het balkon niet-aangelijnd de steiger op te gaan ondanks de visueel bedrieglijke aanwezigheid van het golfplaten dak en voor het gegeven dat het golfplaten dak niet zou “houden”, en voldoende regelmatig te (doen) controleren of haar waarschuwingen en regels met betrekking tot het aanlijnen in de praktijk werden opgevolgd. Dat BIS deze specifieke, concrete waarschuwingen heeft gegeven en deze controle (op enig moment tijdens de werkzaamheden) heeft uitgevoerd, heeft zij niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld. Gelet op de zojuist bedoelde ervaringsregel maakt het daarbij geen verschil of het een feit van algemene bekendheid is, zoals BIS stelt, dat een golfplaten dak niet draagkrachtig is als men daarop gaat staan of valt. Bij het voorgaande speelt ook een rol een rol dat gewerkt werd boven een hete oven (die bovendien door de aanwezigheid van het golfplaten dak niet zichtbaar was), zoals onder meer blijkt uit het onder 2.8 genoemde onderzoeksrapport.
3.7
Het hof merkt nog op dat in het onder 2.14 genoemde extra Veiligheidsbericht dat is uitgegeven naar aanleiding van het aan [appellant] overkomen ongeval wel erop wordt gewezen dat het werken op of in nabijheid van golfplaten daken altijd extra aandacht verdient en dat een goede werkinstructie en het beoordelen van de aanwezige risico’s van zeer groot belang is, maar gesteld noch gebleken is dat BIS hier in eerdere berichten of toolboxmeetings ook reeds op had gewezen, noch heeft BIS gesteld dat bij de onderhavige werkzaamheden extra aandacht is gegeven aan de nabijheid van het golfplaten dak en de hete oven en dat de aanwezige risico’s zijn beoordeeld en met de werknemers besproken.
3.8
Bij het onder 3.6 overwogene neemt het hof mede in aanmerking dat [appellant], anders dan de rechtbank heeft aangenomen, geen ervaren steigerbouwer was, maar een “assistant scaffold builder”, zoals is vermeld op de tweede pagina bladzijde van de scat-analysis. BIS heeft de stelling van [appellant] dat hij een “steigerbouwer 3 (hulp steigerbouwer)” is als genoemd in de “overeenkomst van onderaanneming” tussen BIS en [bedrijf 1], niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Evenmin heeft BIS voldoende gemotiveerd de stelling van [appellant] betwist dat hij, anders dan vermeld in de overeenkomst van onderaanneming, niet was ingeschreven op de opleiding tot steigerbouwer. BIS heeft nog gesteld dat [appellant] vóór januari 2008 ook al in de steigerbouw had gewerkt, maar die stelling heeft zij niet, althans onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Het hof gaat er gelet op een en ander vanuit dat [appellant] slechts tien maanden ervaring had in de steigerbouw en geen opleiding tot steigerbouwer had gevolgd dan wel volgde. Dat [appellant], zoals BIS ter zitting bij het hof heeft gesteld onder overlegging van een VCA diploma, een algemene basistraining op het gebied van veiligheid had gevolgd, legt, gelet op zijn beperkte ervaring als steigerbouwer en de overige hiervoor onder 3.6 genoemde omstandigheden van het geval, onvoldoende gewicht in de schaal.
3.9
Uit het voorgaande volgt dat BIS niet heeft voldaan aan haar onder 3.1 bedoelde stelplicht ten aanzien van het voldoen aan haar zorgplicht als werkgever.
3.1
Voor zover BIS nog heeft willen betogen dat het op de werkvloer met een zekere regelmaat doorspreken van en waarschuwen voor de gevaren en met een zekere regelmaat houden van toezicht op het vastgelijnd werken de onderhavige val van [appellant] niet zou hebben voorkomen, verwerpt het hof dat betoog als onvoldoende gemotiveerd. Het hof verwijst hierbij naar de onder 3.5 genoemde algemene ervaringsregel dat het daadwerkelijk regelmatig houden van toezicht op de naleving van dit soort regels (en het eventueel toepassen van sancties) ertoe leidt dat die regels beter en vaker worden nageleefd.
3.11
BIS is derhalve aansprakelijk voor de gevolgen van het aan [appellant] in de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen ongeval. De grieven 1, 2 en 4 van [appellant] slagen en het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof acht het gelet op de ernst en omvang van het ongeval en de daaraan verbonden gevolgen (waaronder hersen/hoofdletsel) voldoende aannemelijk dat [appellant] daardoor schade van materiële en immateriële aard heeft geleden. De vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat is dan ook toewijsbaar. Hierbij merkt het hof op dat partijen ter zitting in hoger beroep, ofschoon er reeds een (voorlopige) schadestaat was opgevraagd, beiden hebben verzocht artikel 612 Rv niet toe te passen.
Eveneens is het bedrag van het verlangde voorschot voldoende onderbouwd en door BIS onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit ook zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal voorts worden toegekend als gevorderd. BIS zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, team kanton, locatie Brielle van 3 juli 2012,
en
opnieuw rechtdoende:
- voor recht dat BIS jegens [appellant] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval d.d. 20 oktober 2008 zoals omschreven in de inleidende dagvaarding en gehouden is de hierdoor veroorzaakte materiële en immateriële schade aan [appellant] te vergoeden;
- veroordeelt BIS tot vergoeding van de door [appellant] geleden en te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het bovengenoemde ongeval, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze opeisbaar is geworden;
- veroordeelt BIS tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [appellant] van een bedrag van € 2.500,- als voorschot op de uiteindelijk toe te wijzen schadevergoeding;
- veroordeelt BIS in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg begroot op € 305,97 aan verschotten en € 904,- aan salaris advocaat en wat betreft het hoger beroep tot op heden begroot op € 383,17 aan verschotten en € 1.788,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.M. Davids, P.M. Verbeek en H.M. Wattendorff en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014 in aanwezigheid van de griffier.