Uitspraak
[naam],
[naam],
“The employee shall devote the whole
“The employee is required at all times
“We hereby autorize that [appellant 2] is this day of her activities and
“Groothandel, import & export van div.
“Where to Sleep.nl”. Het adres van vestiging is hetzelfde als
“Het
“What’s up Hot Dogs and More”, en het laten betalen van diverse onkosten van dit bedrijf door Interpac zonder toestemming van de
ter zake van het gegeven ontslag op staande voet
To hire and to dismiss employees”). Het debat spitst zich toe op de vraag of het instemmingsvereiste van art. 16 lid 2 sub i van de statuten van Interpac, op zichzelf beschouwd, aan de rechtsgeldigheid van het ontslag in de weg staat.
“het aanstellen en ontslaan van procuratiehouders en het vaststellen of wijzigen van hun procuratie”. Niet langer in geschil is dat - op 25 maart 2008 - de volmacht aan [H]/
voor zover uit de wet niet anders voortvloeit”. Van een beperking in laatstbedoelde zin is geen sprake. In het externe rechtsverkeer heeft daarom te gelden dat [Y] bevoegd was om aan [H]/Aim-it de volmacht te verlenen. De ontslagverlening door [H]/Aim-it aan [appellant 2] en [appellant 1] is een rechtshandeling in het externe rechtsverkeer en dus - in beginsel - rechtsgeldig indien de gestelde dringende reden komt vast te staan.
als zodanig”) in acht had moeten nemen (art. 2:8 lid 1 BW), is dat onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat indien voorafgaande aan de volmachtverlening goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders zou zijn gevraagd, deze goedkeuring niet zou zijn verleend. Op dit punt is overigens van belang dat [Y] als 70% aandeelhouder de beslissende stem had en heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders, wat ook is gebleken gezien de bekrachtiging van de volmachtverlening. Gesteld noch gebleken is voorts dat die (voorafgaande) goedkeuring en/of de bekrachtiging achteraf, evenals de volmachtverlening, misbruik van bevoegdheid door [Y] zou hebben/heeft opgeleverd. Dat toepassing van art. 2:240 lid 3 BW in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is eveneens onvoldoende onderbouwd.
“dat sprake is van zodanige daden en gedragingen van [appellant 1] en [appellant 2], dat van Interpac redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”.
“What’s up Hot Dogs and More”, en het laten betalen van diverse
“What’s up Hot Dogs and More”en
“Euro Store Marketing”valt niet binnen die grenzen. Uit niets blijkt dat met het oprichten van dat bedrijf / die bedrijven en het dragen van voor dat bedrijf / die bedrijven (onbetwist) gedane uitgaven, het belang van Interpac gemoeid was en/of dat [Y]/Interpac, in weerwil van de arbeidsovereenkomsten, met het oprichten van genoemde bedrijven en het dragen van kosten (stilzwijgend) heeft ingestemd.
“not longer allowed to enter into the building”.Zoals overwogen hadden [appellant 1] en [appellant 2] in het bedrijfspand niets meer te zoeken en dienden zij dat pand te verlaten. De tekst van de brieven van 3 april 2008 kan niet anders worden begrepen, zij verbleven in het pand zonder recht of titel. Het hof wijst voorts op de volgende passage uit meergenoemde brieven:
“We (…) presented you a copy of the Power of Attorney given to me and the letter from Cheng-Fa (Tony) [Y], sole director of Interpac (…)”. Gelet op die tekst had het voor [appellant 1] en [appellant 2] duidelijk moeten/kunnen zijn dat [H]/Aim-it handelde op instructie van [Y]/Interpac.
ter zake van de vordering ad € 221.376,04
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 17 december 2010, doch enkel voor zover de kantonrechter aan Interpac een bedrag heeft toegewezen ad € 4.021,42 met rente ter zake van “kastekort” en een bedrag groot ad € 25.800,16 met rente ter zake van “onderzoekskosten”;
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 17 december 2010 voor het overige;
- veroordeelt [appellant 1] en [appellant 2] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Interpac tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [appellant 1] en [appellant 2] niet ontvankelijk in het beroep ingestelde tegen het door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis van 20 oktober 2009.