ECLI:NL:GHDHA:2014:2127

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
22005669-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak na hoger beroep tegen vonnis rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De zaak betreft een zedenzaak waarbij de verdachte, een stiefvader, werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter. De tenlastelegging omvatte verschillende ernstige beschuldigingen, waaronder het dwingen van de aangeefster tot seksuele handelingen en het misbruik maken van de afhankelijkheidsrelatie tussen hen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 juni 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering voornamelijk steunde op de verklaring van de aangeefster, en dat er onvoldoende ander bewijs was om deze verklaring te ondersteunen.

Het hof oordeelde dat volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige, zelfs niet als deze betrouwbaar wordt geacht. Aangezien de verdachte de juistheid van de verklaring van de aangeefster had betwist en er onvoldoende steunbewijs was, heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, ingediend door de moeder van de aangeefster, tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-005669-13
Parketnummer: 11-870564-12
Datum uitspraak: 24 juni 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
10 juni 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
- hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
1 februari 2012 tot en met 14 oktober 2012 te Dordrecht (meermalen) (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[aangeefster], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens) (meermalen)
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [aangeefster] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [aangeefster],
en bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) hieruit:
- dat hij tegen de moeder van die [aangeefster] zou vertellen dat zij, [aangeefster], nog steeds omgang en/of seks had met [naam X];
- dat hij, verdachte, (dwingend) tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat hij, verdachte, zou stoppen als die [aangeefster] een vriendje had en/of dat die [aangeefster] niets tegen haar moeder mocht zeggen, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- dat hij, verdachte, die [aangeefster] heeft ontkleed en/of die [aangeefster] zichzelf heeft doen ontkleden en/of
- dat hij, verdachte, aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [aangeefster] voorbij is gegaan en/of
- dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie stiefvader - stiefdochter) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht en/of
- dat hij, verdachte, (aldus) een voor die [aangeefster] dreigende situatie heeft doen ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte, het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 14 oktober 2012 te Dordrecht (meermalen) met zijn minderjarig stiefkind, te weten [aangeefster] (geboren
[geboortedag] 1995), ontucht heeft gepleegd, namelijk het (telkens) (meermalen)
- knijpen in/vastpakken/betasten van de borst(en) van die [aangeefster] en/of
- doen/steken van zijn, verdachtes, hand in de broek en/of onderbroek van die [aangeefster] en/of
- (daarbij) bewegen van zijn, verdachtes, hand/vingers over de schaamlippen van die [aangeefster] en/of
- ontkleden van die [aangeefster] en/of die [aangeefster] zichzelf laten ontkleden en/of
- door die [aangeefster] laten aftrekken en/of betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- likken aan de vagina van die [aangeefster] en/of
- zoenen en/of tongzoenen van die [aangeefster] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, penis in/tegen de vagina van die [aangeefster] en/of
- door die [aangeefster] laten pijpen van zijn, verdachtes, penis en/of
- betasten en/of zuigen van/aan de borst(en) van die [aangeefster] en/of
- zichzelf aftrekken in het bijzijn van die [aangeefster] en/of
- tegen zich aan trekken van die [aangeefster] en/of (vervolgens) met zijn penis op en neer tegen de vagina van die (ontklede) [aangeefster] bewegen en/of
het al dan niet tezamen met die [aangeefster] kopen van een dildo en/of
(vervolgens) die dildo aan die [aangeefster] geven en/of verstrekken en/of
die [aangeefster] die dildo laten gebruiken in zijn, verdachtes, aanwezigheid en/of terwijl hij, verdachte toekijkt, en/of
die [aangeefster] uitnodigen en/of vragen die dildo te gebruiken in zijn, verdachtes, aanwezigheid en/of
het geven en/of verstrekken van een roze vibrator aan die [aangeefster] en/of
het laten gebruiken van die vibrator door die [aangeefster] al dan niet in aanwezigheid van hem, verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder
1 en 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van het hof
Volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Ook niet als de rechter deze verklaring op zich betrouwbaar zou achten. Volgens de Hoge Raad (arresten van 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2440 en 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094) strekt deze bepaling ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het hof is van oordeel dat deze situatie zich hier voordoet. Alle zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen zijn terug te voeren op één bron, te weten
[aangeefster].
Het hof overweegt in dit verband dat het dossier weliswaar enkele bewijsmiddelen bevat die mogelijkerwijs als steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster zouden kunnen worden beschouwd, maar stelt vast dat de verdachte hetzij de juistheid van dit mogelijke steunbewijs heeft betwist, hetzij daaraan een uitleg heeft gegeven, die ertoe leidt dat de ondersteuning aan de verklaring van de aangeefster komt te ontvallen.
Temeer waar slechts beperkt nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de door de verdachte afgelegde verklaringen beschikt het hof over onvoldoende concrete aanknopingspunten om te beoordelen in hoeverre de mogelijkerwijs als steunbewijs in aanmerking komende feiten en omstandigheden in rechte inderdaad als steunbewijs hebben te gelden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd. Als wettelijk vertegenwoordiger heeft [moeder van aangeefster] een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. A. Kuijer en mr. R.J. de Bruijn, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2014.