Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 17 juni 2014
[appellant],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
.Het hof acht in dit verband niet van belang of dat standpunt al dan niet (ook) door de bevindingen van [deskundige 1] was ingegeven. Van belang is dat mr. Kastelein ten processe duidelijk heeft gewezen op mede-aansprakelijkheid van de huisarts en dat de advocaat van [appellant] dat ten pleidooie niet heeft ontkend maar juist te kennen heeft gegeven dat de huisarts een fout had gemaakt (als voormeld). Dat de aandacht van de bij die procedure betrokken partijen ([appellant] enerzijds en [betrokkene 1] en het Ziekenhuis anderzijds) onder meer was gericht op mede-aansprakelijkheid van de huisarts, wordt nog eens bevestigd door het vaststaande feit dat zij bij het pleidooi van 12 maart 2003 gezamenlijk hebben besloten een deskundigenrapportage te laten uitvoeren door chirurg-traumatoloog [deskundige 2], en dat zij deze deskundige vervolgens gerichte vragen hebben gesteld over onder meer het handelen van de huisarts (zoals deze vragen al waren voorgesteld in de genoemde pleitnota van mr. Kastelein). Daarbij is bovendien de specifieke vraag gesteld of [deskundige 2] (in voorkomend geval) een percentage kon vastleggen in welke mate een (mogelijk) delay aan de zijde van de huisarts de eindtoestand van de hand van [appellant] heeft beïnvloed. Dat de voorgaande advocaat van [betrokkene 1] en het Ziekenhuis (mr. Overeem) bij conclusie van antwoord niet over de rol van de huisarts had gerept, doet aan dit alles niet af.