ECLI:NL:GHDHA:2014:1996
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Interregionaal privaatrecht en toepasselijkheid van het recht van Curaçao in een studielening geschil
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Stichting Studiefinanciering Curaçao en een geïntimeerde, die niet verschenen was. De Stichting had een studielening van 12.000 Antilliaanse guldens verstrekt aan de geïntimeerde, en vorderde terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De zaak kwam voor het hof na een verstekvonnis van de kantonrechter in Rotterdam, die de vordering van de Stichting gedeeltelijk had toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten had afgewezen.
Het hof oordeelde dat de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) niet van toepassing was, omdat de overeenkomst onder het recht van Curaçao viel. De Stichting betoogde dat de WCK, een Nederlandse wet, niet op Curaçao geldt. Het hof gaf de Stichting gelijk en matigde de buitengerechtelijke incassokosten, die het hof onaanvaardbaar hoog achtte, tot een lager bedrag. Daarnaast werd de gevorderde rente over de hoofdsom vanaf 19 maart 2013 toegewezen, en de eerdere beperking van de rente tot het maximaal toegestane percentage onder de WCK werd opgeheven.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en herformuleerde het dictum, waarbij de geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De kosten van het geding in beide instanties werden ook aan de geïntimeerde opgelegd. Dit arrest benadrukt de toepassing van het Curaçaose recht in interregionale geschillen en de mogelijkheid voor de rechter om contractuele voorwaarden te matigen op basis van redelijkheid en billijkheid.