Uitspraak
DEN HAAG
Arrest van 10 juni 2014
[naam],
appellant,
[geïntimeerde] B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
a) het dienstverbandmet [geïntimeerde]]
een omvang had van 48 per week en dat hij, uitgaande van een[feitelijke]
werkweek van 55 uur, aanspraak heeft op betaling van 7 overuren per week over de jaren 2009 en 2010.
van toepassing is geweest.
alle overuren bij het loon[zijn]
inbegrepen. Er worden dus geen overuren uitbetaald”en verder in de tweede versie, naar aanleiding van een opmerking op de eerste versie, is opgenomen dat de werkweek maximaal 60 uur bedraagt. Beide versies zijn weliswaar door [appellant] niet ondertekend, maar zijn, naar het oordeel van het hof, wel een indicatie, zeker de aangepaste, tweede versie, voor wat hetgeen partijen voor ogen stond. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter, tegen de achtergrond van het voorgaande, [appellant] dan ook terecht met het bewijs van zijn stellingen als hier bedoeld (overeengekomen werkweek van 48 uur met feitelijke werkweek van 55 uur, en dat dit 7 uit te betalen overuren per week zou opleveren) belast. Voor een andere bewijslastverdeling is geen enkel aanknopingspunt aanwezig. Van schending van art. 5:7, lid 2 aanhef en sub b Arbeidstijdenwet (maximale arbeidsduur 60 uur) is geen sprake.
“Er is afgesproken met [appellant] voor wat betreft het aantal te werken uren dat het de ene week om 45 uur, 55 of 65 uur kan gaan. Je kan van tevoren niet vastleggen hoeveel uur er gewerkt wordt per week. Dat gebeurt dan ook niet. (…) In het najaar is het rustiger dan in het voorjaar, zodoende kan het voorkomen dat je de ene week 45 uur werkt en dat het de andere week 65 uur is. [appellant] heeft structureel meer dan 45 uur gewerkt, maar het kan gebeurd zijn dat het om 45 uur ging. (…) Als er iets is afgesproken dan is het 55 uur per week geweest. Zeer beslist is er geen 48 uur afgesproken. 55 uur is een gemiddelde dat je per week draait. 55 uur is veel, maar er stond ook een goed loon tegenover. (...) Het was een all in loon. In dit vak werken wij niet met overuren want dat kan niet. Er wordt dan misbruik gemaakt. Ik bedoel daarmee dat er files worden opgezocht of men gaat onderweg een bakkie doen. (…) Ik weet niet hoeveel uur [appellant] gemiddeld per week gewerkt heeft. Ik schat tussen de 55 en 60 uur.”
“Ik heb destijds [appellant] aangenomen in de functie van chauffeur, verkoper. (…) Er is afgesproken een bedrag van € 2.300,- netto voor een onbepaald aantal uren. Het is niet mogelijk in een dergelijke functie een aantal uren overeen te komen omdat het niet te bepalen is hoe lang een dag gaat duren. Je komt nogal eens in de file te staan. (…) Het is gebruikelijk in de bloemenhandel om een all in salaris af te spreken, zeker als je op een vrachtwagen zit. Het is moeilijk te zeggen hoeveel uur [appellant] werkte per week. Ik schat tussen de 45 uur en 55 uur per week. (…) Op verzoek van [appellant] heb ik (…) aantekeningen op het concept[hof: van de arbeidsovereenkomst]
gemaakt. Ik denk dat het onbepaald aantal uren[hof: dat in de conceptversie was opgenomen]
op verzoek van [appellant] is veranderd in een werkweek van maximaal 60 uur. (…) Het zou best kunnen dat tijdens het sollicitatiegesprek een werkweek van gemiddeld 48 uur aan de orde is geweest. Het zou kunnen dat ik 48 uur ter indicatie heb genoemd, omdat je volgens de chauffeurswet 96 rij uren per twee weken mag maken. (..) Ik kan me overigens niet herinneren dat het gezegd is; dat ik 48 uur heb genoemd.”.
[ik] heb er vertrouwen in dat Erik ervoor zal zorgdragen dat de werkweken op een gemiddelde van 48 uur gaan uitkomen.”
“Voor zover ik weet is niet gesproken over de CAO. Voor zover ik weet was de CAO niet van toepassing. Ik houd me niet bezig met het wel of niet van toepassing zijn van de CAO.”De getuige [H] verklaart met betrekking tot de vraag of op de arbeidsovereenkomst van partijen de CAO van toepassing was als volgt:
“Ik heb op het eerste concept geschreven: “Waarom staat het CAO er niet in?”. Het was een vraag naar de accountant van [geïntimeerde] toe. Het zou goed kunnen dat [appellant] over de toepasselijkheid van de CAO vragen heeft gesteld. Dat moest uitgezocht worden. Ik was op dat moment er niet van op de hoogte dat er een CAO van toepassing was. Later heb ik begrepen dat er geen CAO van toepassing was. (…) Ik denk dat het een issue was voor [appellant]. Ik denk dat hij de CAO van toepassing wilde hebben. (…) Ik sluit niet uit dat ik het CAO boekje heb meegestuurd. Dat was puur om uit te zoeken of de CAO van toepassing was. Ik wist toen nog niet dat de CAO van toepassing was”
overeengekomendat op hun arbeidsrelatie de CAO van toepassing zou zijn. Dat de CAO niet van rechtswege gelding had (tot 13 januari 2012), is tussen partijen niet in discussie.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter van 10 oktober 2012 en 6 maart 2013;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd: