zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in de gemeente(n) Zaanstad en/of Amsterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Alkmaar en/of Haarlem en/of Utrecht en/of elders in Nederland en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan behalve verdachte, ook [medeverdachte 1] (alias [medeverdachte 1]) en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-het plegen van mensenhandel (artikel 273fa/273f WvSr) en/of
-het plegen van mensensmokkel (artikel 197a WvSr) en/of
-het vervalsen en/of valselijk opmaken, gebruiken en/of het bezit van reisdocumenten en/of andere documenten (art. 231 WvSr).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële nietigheid inleidende dagvaarding
Het hof heeft vastgesteld dat feit 1 op de dagvaarding niet feitelijk is uitgewerkt, voor zover het betreft de verweten gedraging met betrekking tot het gedeelte
“-[slachtoffer 1], geboren op [geboortejaar] 1981 en/of een of meer anderen;”.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat derhalve niet is voldaan aan het in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde vereiste dat de dagvaarding een voldoende feitelijke omschrijving van de verweten gedraging van de verdachte behelst. De inleidende dagvaarding zal derhalve in zoverre nietig worden verklaard.
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar ’s hofs oordeel genoegzaam komen vast te staan dat de Roemeense [slachtoffer 6] in de ten laste gelegde periode in Nederland, in ieder geval op bepaalde momenten, voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt.
Naar ’s hofs oordeel ontbreekt het evenwel aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte en/of haar mededader(s) dwangmiddelen heeft/hebben gebruikt in de zin van artikel 273f (273a, oud), eerste lid, sub 1, 4 en 9 van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van [slachtoffer 6]. Derhalve zal het hof de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 6] vrijspreken van het onder feit 1, onderdelen a, c en d ten laste gelegde.
Voorts ontbreekt naar ’s hofs oordeel wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer 6] heeft/hebben aangeworven en/of meegenomen als bedoeld in artikel 273f (273a, oud), eerste lid, sub 3 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit de verklaring van [slachtoffer 6] blijkt dat een man die zij via het internet had leren kennen, haar reis naar Nederland had geregeld. Deze man kwam haar ook ophalen en zij heeft gedurende een jaar bij hem gewoond. Zij is naar eigen zeggen pas later in de prostitutie gaan werken voor de verdachte. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de verdachte ten aanzien van deze vrouw eveneens vrijspreken van het onder feit 1, onderdeel b ten laste gelegde.
Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen aan de verdachte onder 2 subsidiair is tenlastegelegd overweegt het hof als volgt.
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, zal het hof de verdachte vrijspreken van hetgeen de verdachte onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, voor zover het betreft het paspoort op naam van [slachtoffer 4].
Voorts zal het hof de verdachte ter zake feit 2 subsidiair vrijspreken voor wat betreft het paspoort op naam van [slachtoffer 2].
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep overweegt het hof dat de verdachte heeft verklaard dat zij wist dat de vrouwen die voor haar in de prostitutie werkzaam waren met valse paspoorten werkten en dat zij die vrouwen, om aan die valse paspoorten te komen, naar een vriend verwees die hen daaraan kon helpen. Op basis van het voorgaande, noch op basis van de overige stukken in het dossier, kan worden vastgesteld dat de verdachte en/of haar mededader(s) daadwerkelijk in het bezit is/zijn geweest van het valse of vervalste reisdocument van die [slachtoffer 2]. De verklaring van [slachtoffer 2] - inhoudende dat de verdachte voornoemd paspoort voor haar heeft geregeld - maakt dat oordeel niet anders, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Tot slot zal het hof de verdachte ter zake van feit 2 subsidiair vrijspreken voor wat betreft het paspoort op naam van [slachtoffer 2].
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende stukken kan niet worden vastgesteld dat de verdachte en/of haar mededaders in het bezit is/zijn geweest van een paspoort op naam van [slachtoffer 2]. De bij de politie afgelegde verklaring door [slachtoffer 2] houdt weliswaar in dat zij van [verdachte] (de verdachte) een door [verdachte] geregeld paspoort heeft ontvangen maar onduidelijk blijft om welk paspoort het precies gaat. Derhalve dient de verdachte ook van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde zowel voor het primaire als subsidiair ten laste gelegde in al zijn onderdelen zal vrijspreken.
Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, voor zover het betreft [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 1] zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of Alkmaar en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
[slachtoffer 2], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië)
a. door bedreiging met een andere feitelijkheid en misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
heeft aangeworven met het oogmerk genoemde persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
door bedreiging met een andere feitelijkheid en misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die persoon zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten
door bedreiging met een andere feitelijkheid en misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de door die genoemde persoon gepleegde seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande die bedreiging met die andere feitelijkheid en die misleiding en dat misbruik hierin dat verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, al dan niet met voormeld oogmerk
[slachtoffer 2], voornoemd
die [slachtoffer 2], van wie verdachte en/of verdachtes mededader(s) de slechte economisch positie in Roemenië kende(n), in Roemenië heeft benaderd in de veronderstelling laten verkeren dat zij in Nederland als hostess
)in de horeca zou gaan werken, en haar originele paspoort en haar originele geboorteakte heeft ingenomen en die [slachtoffer 2] heeft verteld dat die [slachtoffer 2] een contract had met verdachte aangezien die betalingen had gedaan voor het verkrijgen van die [slachtoffer 2] en ingevolge dat vermeend contract een jaar lang voor verdachte
moest gaan werken in de prostitutie en dat die [slachtoffer 2] een schuld moest aflossen ontstaan als gevolg van de overname van die [slachtoffer 2] van een ronselaar, althans een ander en die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij 6 dagen per week moest werken en per dag
€250,- uit de opbrengst van de prostitutie aan verdachte moest afdragen en die [slachtoffer 2] heeft verboden relaties aan te gaan en werkplekken en verblijfplaatsen voor die [slachtoffer 2] heeft geregeld en haar heeft gedreigd terug te sturen naar Roemenië waardoor zij (mogelijk) een uitreisverbod uit Roemenië kon krijgen voor de duur van 5 jaar,
en aldus die [slachtoffer 2], die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was, onder druk heeft gezet en in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van verdachte heeft gebracht en gehouden, een en ander zodanig dat die [slachtoffer 2] daardoor werd bewogen zich te prostitueren en de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie of een deel daarvan af te dragen aan verdachte
;
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in 's-Gravenhage in Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, te weten
[slachtoffer 3], geboren op [geboortejaar] 1982 in [geboorteplaats] (Roemenië)
a. door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
heeft aangeworven met het oogmerk genoemde persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die persoon zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de door die genoemde persoon gepleegde seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande die misleiding en dat misbruik hierin dat verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, al dan niet met voormeld oogmerk
-voor wat betreft [slachtoffer 3], voornoemd:
die [slachtoffer 3], in Roemenië de indruk heeft gegeven dat zij in Nederland voor verdachte zou gaan werken en het originele paspoort heeft ingenomen en onder zich gehouden en die [slachtoffer 3] een vals of vervalst paspoort naar Hongaars model gesteld op naam [slachtoffer 3], heeft verstrekt onder welke naam die [slachtoffer 3] zou moeten gaan werken en die [slachtoffer 3] heeft meegedeeld dat zij een jaar lang voor verdachte moest gaan werken in de prostitutie ingevolge een vermeend contract en om een ontstane schuld (ontstaan als gevolg van de overname van die [slachtoffer 3] van een ander) aan verdachte af te lossen en een of meer werkplekken en/of verblijfplaatsen voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld,
en aldus die [slachtoffer 3], die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was, onder druk heeft gezet en in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van verdachte heeft gebracht en gehouden, een en ander zodanig dat die [slachtoffer 3] daardoor werd bewogen zich te prostitueren en de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie of een deel daarvan af te dragen aan verdachte
;
Ten aanzien van [slachtoffer 4]
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in, een ander, te weten
-[slachtoffer 4], geboren op [geboortejaar] 1979 te [geboorteplaats] (Roemenië)
a. door een andere feitelijkheid door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
door een andere feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
door een andere feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de door die genoemde persoon gepleegde seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande die andere feitelijkheid en dat misbruik en die ondernomen handelingen hierin dat verdachte, al dan niet met voormeld oogmerk
voor wat betreft die [slachtoffer 4], voornoemd:
van genoemde [slachtoffer 4], van wie verdachte de kwetsbare economische positie in Roemenië kende en het originele paspoort van genoemde [slachtoffer 4] onder zich
heeftgehouden en enig geldbedrag uit de opbrengst van de prostitutie diende te betalen aan verdachte en een of meer werkplekken en/of verblijfplaatsen voor die [slachtoffer 4] heeft geregeld, en aldus die [slachtoffer 4], die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was, in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van verdachte heeft gehouden, een en ander zodanig dat die [slachtoffer 4] daardoor werd bewogen zich te prostitueren en de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie of een deel daarvan af te dragen aan verdachte;
Ten aanzien van [slachtoffer 5]
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in Amsterdam en elders in, een ander, te weten
[slachtoffer 5] (ook "[slachtoffer 5]" en "[slachtoffer 5]" genoemd), geboren op [geboortejaar] 1978 te [geboorteplaats] (Roemenië)
a. door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
heeft aangeworven met het oogmerk genoemde persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de door die genoemde persoon gepleegde seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande dat misbruik en die ondernomen handelingen hierin dat verdachte, al dan niet met voormeld oogmerk
Voor wat betreft [slachtoffer 5], voornoemd:
die [slachtoffer 5], van wie verdachte de slechte economische positie in Roemenië kende, in Roemenië heeft verteld dat er veel geld te verdienen was in de prostitutie in Nederland en dat verdachte haar in Nederland wel wegwijs kon maken in de prostitutiebranche en dat verdachte haar wel met de taal en de regels en de Nederlandse contacten helpen kon en die [slachtoffer 5] in Nederland aangekomen geld heeft geleend voor levensonderhoud en de huur van woonruimte en kleding en een of meer werkplekken en/of verblijfplaatsen voor die [slachtoffer 5] heeft geregeld, en aldus die [slachtoffer 5], die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was, in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van verdachte heeft gebracht en gehouden, een en ander zodanig dat die [slachtoffer 5] daardoor werd bewogen zich te prostitueren en de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie of een deel daarvan af te dragen aan verdachte
;
Ten aanzien van [slachtoffer 7]
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in Amsterdam en/of Haarlem en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
[slachtoffer 7], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië)
a. door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
heeft aangeworven met het oogmerk genoemde persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die persoon zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten
door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de door die genoemde persoon gepleegde seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande die misleiding en dat misbruik hierin dat verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, al dan niet met voormeld oogmerk
[slachtoffer 7], voornoemd:
die [slachtoffer 7], in Roemenië heeft voorgesteld in Nederland in de horeca te gaan werken en die [slachtoffer 7] heeft meegedeeld dat de onkosten voor het paspoort en het vervoer en het onderdak en het eten voor rekening van verdachte kwamen en die [slachtoffer 7] heeft ondergebracht in een perceel aan de [adres] te Amsterdam en het originele paspoort heeft ingenomen en onder zich gehouden en die [slachtoffer 7] een vals of vervalst paspoort naar Hongaars model gesteld op naam [slachtoffer 7], heeft verstrekt, onder welke naam die [slachtoffer 7] zou moeten gaan werken en die [slachtoffer 7] heeft meegedeeld dat zij een jaar lang voor verdachte moest gaan werken in de prostitutie ingevolge een vermeend contract en om de ontstane schuld (ontstaan als gevolg van de overname van die [slachtoffer 7] van een ander) aan verdachte af te lossen en dat die [slachtoffer 7] gedurende een jaar
€500,- per maand voor het gebruik van het valse of vervalste paspoort en
€250,- per dag uit de opbrengst van de prostitutie diende te betalen aan verdachte en een of meer werkplekken en/of verblijfplaatsen voor die [slachtoffer 7] heeft geregeld,
en aldus die [slachtoffer 7], die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was, onder druk heeft gezet en in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van verdachte heeft gebracht en gehouden, een en ander zodanig dat die [slachtoffer 7] daardoor werd bewogen zich te prostitueren en de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie of een deel daarvan af te dragen aan verdachte;
Ten aanzien van [slachtoffer 8]
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 februari 2007, in Amsterdam en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
[slachtoffer 8], geboren op [geboortejaar] 1984 te [geboorteplaats] (Roemenië
a. door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
heeft aangeworven met het oogmerk genoemde persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
bestaande die misleiding en dat misbruik hierin dat verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, al dan niet met voormeld oogmerk
voor wat betreft [slachtoffer 8], voornoemd:
die [slachtoffer 8], in Roemenië heeft voorgesteld in Nederland in de verzorging te gaan werken en die [slachtoffer 8] vanuit Roemenië naar Nederland heeft doen of laten reizen en haar aldaar heeft opgevangen en ondergebracht in een woning en haar heeft gezegd dat zij zich moest prostitueren en daartoe een of meer werkplekken en/of verblijfplaatsen voor die [slachtoffer 8] heeft geregeld
;
3.
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met [geboortejaar] 2006, in Amsterdam en/of elders in Nederland
-[slachtoffer 2], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië) en
-[slachtoffer 3], geboren op [geboortejaar] 1982 in [geboorteplaats] (Roemeni
ë) en
-[slachtoffer 4], geboren op [geboortejaar] 1979 te [geboorteplaats] (Roemenië) en
-[slachtoffer 5] (ook "[slachtoffer 5]" en "[slachtoffer 5]" genoemd), geboren op [geboortejaar] 1978 te [geboorteplaats] (Roemenië) en
-[slachtoffer 6], geboren op [geboortejaar] 1981 te [geboorteplaats] (Roemenië) en
-[slachtoffer 7], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië) en
-[slachtoffer 8], geboren op [geboortejaar] 1984 te [geboorteplaats] (Roemenië)
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en die personen daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft terwijl verdachte wist dat dit verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte toen daar uit winstbejag genoemde personen voorzien of doen of laten voorzien van valse paspoorten en die personen onderdak heeft verschaft en die personen werk heeft verschaft.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar ’s hofs oordeel genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte zich in vereniging met één of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel van een viertal Roemeense vrouwen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Zowel [slachtoffer 3], [slachtoffer 7] als [slachtoffer 8] hebben verklaard dat zij in Roemenië op enig moment kennis hebben gemaakt met een man genaamd “[medeverdachte 4]” dan wel “[medeverdachte 4]”. Via deze [medeverdachte 4] werden zij in contact gebracht met de verdachte. De verdachte heeft hun vervolgens een aanbod gedaan om in Nederland te werken in de horeca of in de verzorging. Dat het prostitutiewerk zou betreffen is toen niet medegedeeld door de verdachte. De vrouwen gingen op dit aanbod in. [medeverdachte 4] verzorgde de reis van Roemenië naar Nederland. In Nederland aangekomen, werden de vrouwen door de verdachte en/of verdachtes broer [medeverdachte 5] dan wel [medeverdachte 5] opgehaald. Enige tijd later werd door de verdachte aan de vrouwen medegedeeld dat zij niet in de horeca of de verzorging, maar in de prostitutie moesten gaan werken.
[slachtoffer 2] heeft niet specifiek over “[medeverdachte 4]” verklaard, maar zij heeft wel verklaard dat zij met een personenauto naar Nederland is gebracht en dat [verdachte] (met deze naam werd de verdachte aangeduid) een man had die meisjes voor haar naar Nederland bracht. Ook [slachtoffer 2] dacht dat zij in de horeca zou gaan werken, ook zij is in Nederland door de verdachte opgehaald en ook aan haar is later door de verdachte medegedeeld dat zij niet in de horeca, maar in de prostitutie moest gaan werken.
Gelet op het vorenoverwogene is naar ’s hofs oordeel sprake van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en één of meer anderen, zodat er sprake is van medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De slachtoffers [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] zijn allen afkomstig uit Roemenië. Zij zijn tijdens hun verhoor met gebruikmaking van een tolk gehoord. Gelet op deze omstandigheden wordt bewezen geacht dat zij de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig waren.
Het hof gaat ervan uit dat de verdachte in de jaren 2005 tot en met 2007 op de hoogte was van de algehele slechte economische situatie in haar moederland Roemenië en in het bijzonder van de slechte economische omstandigheden waarin [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] die naar Nederland kwamen om zich daar later te prostitueren, in Roemenië hadden geleefd. Het hof leidt dat mede af uit de omstandigheid dat deze vrouwen zonder noemenswaardige financiële middelen afreisden naar Nederland en van verdachte financieel afhankelijk waren om in ieder geval in de eerste periode in hun levensonderhoud te voorzien. De verdachte verstrekte hun volgens verklaringen van deze vrouwen geldleningen voor het kunnen betalen van huisvesting en eten, totdat deze vrouwen in de prostitutie gingen werken en de verdachte dit geld terug konden betalen.
Het hof stelt vast dat niet ter discussie staat dat alle Roemeense slachtoffers illegaal in Nederland prostitutiewerkzaamheden verrichten. Ook de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij wist dat de slachtoffers illegaal in Nederland waren.
Dwangmiddelen (misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie waarin de vrouwen zich bevonden)
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie waarin de vrouwen zich bevonden.
Nu de wetgever ervoor heeft gekozen art. 250a (oud) Sr te incorporeren in art. 273a (oud) Sr, heeft de totstandkomingsgeschiedenis van en de rechtspraak met betrekking tot die bepaling en art. 250ter (oud) Sr, waarin de strafbaarstelling van art. 250a (oud) Sr was opgenomen voordat deze bij wet van 28 oktober 1999, Stb. 264, werd vernummerd tot art. 250a (oud) Sr, niet hun belang verloren.
In dit verband wijst het hof op de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 1993, Stb. 679 waarin wordt opgemerkt:
“misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen" kan worden verondersteld: "indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Met deze objectivering van het bestanddeel inzake misbruik wordt in artikel 250bis Sr (nieuw) bescherming geboden aan personen die in een seksinrichting in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn en wordt zowel bestuurlijk als justitieel optreden mogelijk gemaakt tegen personen die iemand in een dergelijke situatie houden. Voorts wordt door deze objectivering van het bestanddeel misbruik justitieel optreden in het geldend recht mogelijk gemaakt tegen personen die, gebruik makend van een uitbuitingssituatie, iemand in de prostitutie brengen dan wel gebruik makend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen met het oogmerk iemand in de prostitutie te brengen. (…) De hier bedoelde uitbuitingssituaties zullen zich onder meer nogal eens voordoen ten aanzien van personen, die uit het buitenland komen (…).” (Kamerstukken II, 1988-1989, 21 207, nr. 3, p. 3 e.v.)
In de Memorie van Antwoord staat hierover:
“Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de zich prostituerende gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de prostitué(e) niet kan beschikken over haar paspoort of dat haar visum is verlopen, brengt de betrokkene eveneens in de hier bedoelde afhankelijke situatie.”
De Hoge Raad verwijst nadrukkelijk naar de situatie dat de prostitué(e) illegaal in Nederland verblijft als een situatie waarin zich de voornoemde uitbuitingssituatie voordoet (zie HR 5 februari 2001,ECLI:NL:HR:2002:AD5235 en HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099) en die van misbruik van een kwetsbare positie (zie HR 18 april 2000, LJN ZD1788, NJ 2000, 443 en HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7097). In aanmerking genomen het voorgaande en gelet op de illegale status van de bewezenverklaarde slachtoffers, de economische slechte situatie waarin zij in Roemenië leefden, de schuldrelatie waarin zij in sommige gevallen tot de verdachte stonden, alsmede het ontbreken van dan wel hun gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal acht het hof voorts bewezen dat zij zich niet bevonden in een situatie waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren, dat derhalve sprake was van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat zij zich om voormelde omstandigheden eveneens in een kwetsbare positie bevonden. Verdachte en haar mededaders hebben van dit uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en deze kwetsbare positie misbruik gemaakt.
Het hof heeft hiervoor bewezenverklaard dat verdachte de aldaar genoemde personen heeft uitgebuit in de seksindustrie, dan wel dat de verdachte met het oogmerk tot uitbuiting van die personen heeft gehandeld.
Dit oordeel baseert het hof op het navolgende.
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
Het in art. 273f, eerste lid, (oud) Sr voorkomende bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval.
Kenmerkend voor uitbuiting is de aanwezigheid van dwang in ruime zin of misleiding.
Bij de beantwoording van die vraag dient volgens de rechtspraak van de Hoge Raad onder meer betekenis te worden toegekend aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd (HR 5 juli 2011 ECLI:NL:HR:2011:BQ6691). Verdachte heeft de Roemeense vrouwen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] gebruikt binnen de door haar ontplooide bedrijfsmatige activiteiten. In dat kader is gebruik gemaakt van de kwetsbare verblijfsrechtelijke positie van die vrouwen, hun onbekendheid met Nederland en het ontbreken van (voldoende) kennis van de Nederlandse taal. Door tussenkomst van dan wel met wetenschap van de verdachte zijn de vrouwen in het bezit gesteld van valse documenten die hetzij gekocht moesten worden voor aanzienlijke bedragen hetzij waarvoor maandelijkse aanzienlijke sommen betaald dienden te worden aan verdachte en/of anderen. Voorts had verdachte bedongen dat van de inkomsten van de dagelijkse prostitutiewerkzaamheden 50% dan wel een aanzienlijk vastgesteld bedrag aan de verdachte diende te worden afgedragen. Tegenover het ontbreken van enige substantiële inspanning van verdachte stonden - in dat licht - exorbitante afdrachten en daarmee een zeer aanzienlijk (eenzijdig)economisch voordeel voor de verdachte. Gezien de feitelijke situatie waarin deze vrouwen zich bevonden (illegaal in Nederland, onbekendheid met het land en de taal, slechte economische perspectieven in hun thuisland en de in sommige gevallen aan de verdachte (vermeend) verschuldigde bedragen van de vrouwen) bestond voor hen redelijkerwijs geen alternatief dan te berusten in de door verdachte gecreëerde en/of in standgehouden situatie.
Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt over de aard van de verhoudingen tussen de verdachte en voornoemde vrouwen, de exorbitante afdracht aan de verdachte door de vrouwen voor hun prostitutiewerkzaamheden en het ontbreken van een substantiële daar tegenover staande tegenprestatie van de verdachte, afgezet tegen de daarbij aan te leggen Nederlandse maatstaven, is naar het oordeel van het hof sprake geweest van uitbuiting.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd