ECLI:NL:HR:2011:BQ6691

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04436
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake mensenhandel en uitbuiting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1948, werd beschuldigd van mensenhandel en uitbuiting van een kwetsbaar slachtoffer. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte misbruik had gemaakt van de ongelijke verhoudingen tussen hem en het slachtoffer, die zich niet in staat voelde om de relatie te beëindigen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de combinatie van gebeurtenissen een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer opleverde, wat onder de definitie van uitbuiting valt volgens artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot een jaar en elf maanden. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij het middel dat klaagde over de motivering van de bewezenverklaring als ongegrond werd afgewezen. Het tweede middel, dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond verklaard, wat leidde tot de strafvermindering. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de bescherming van kwetsbare personen tegen uitbuiting.

Uitspraak

5 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/04436
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 oktober 2009, nummer 24/000436-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot strafvermindering en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2008 te Sneek,
A. (sub 1°)
een ander, genaamd [slachtoffer], door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander en
B. (sub 4°)
een ander, te weten [slachtoffer], door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten bestaande
- dat misbruik vanuit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie en
- die uitbuiting en/of die arbeid en/of diensten en/of die overige omschreven handelingen en/of omstandigheden als omschreven onder A. (sub 1°) en/of B. (sub 4°), hieruit dat verdachte in voornoemde periode,
- gebruik en/of misbruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welk verdachte als een officieel erkend en geregistreerd gezondheidswerker/verpleegkundige (met een zogenoemde BIG (Beroepen in de individuele Gezondheidszorg) registratie, via verdachtes bedrijf/bureau "[A]") en/of de psychische toestand van [slachtoffer], op [slachtoffer] had en
- [slachtoffer] heeft gehuisvest of opgenomen in zijn verdachtes woning (perceel [a-straat 1] te [plaats]) ten behoeve van de onder A. genoemde uitbuiting en de onder B. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en
- [slachtoffer] op 26 januari een overeenkomst heeft doen of laten ondertekenen waarin onder meer is opgenomen: "Ik beloof dat ik voortaan precies zal doen wat [verdachte] van mij verlangt en ik zal blindelings zijn opdrachten uitvoeren." En "Ik zal [verdachte] altijd trouw blijven." en "Alleen als ik me hou aan deze afspraken mag ik sex hebben met [verdachte] en hem lekker vastpakken." en/of
- gedurende de tijd voor behandeling/begeleiding van [slachtoffer], [slachtoffer] seksuele arbeid en/of diensten heeft doen en/of laten verrichten voor en/of met verdachte en/of andere personen, immers heeft verdachte (zeer) regelmatig seksuele gemeenschap met [slachtoffer] gehad en/of seksuele handelingen met [slachtoffer] verricht en/of seksuele handelingen met een of meerdere andere personen doen of laten verrichten en
- video opnames heeft gemaakt van [slachtoffer] alleen en/of met verdachte en andere perso(o)n(en) en [slachtoffer] heeft medegedeeld dat die foto's en video-opnames werden gemaakt ten behoeve van een cursus "Omgaan met seksualiteit" en
- [slachtoffer] huishoudelijke arbeid en/of diensten, te weten onder meer wassen, strijken, schoonmaken, koken, boodschappen halen en tuinonderhoud, heeft laten verrichten ten behoeve van verdachte en
- de bankpas van de Rabobank op naam van [slachtoffer], rekeningnummer [001] van [slachtoffer] heeft ingenomen en
- [slachtoffer] een leningsovereenkomst (doorlopend krediet) heeft laten ondertekenen en aangaan bij de Nederlandse Voorschotsbank (te Nieuwegein) (gedateerd op 11 april 2008) op naam van [slachtoffer] en verdachte, ten bedrage van 15.000 euro en
vervolgens een deel van de opbrengst uit die lening heeft aangewend voor het aflossen van een door verdachte afgesloten leningsovereenkomst (doorlopend krediet) bij de Nationale Volksbank en
- gelet op het vorenstaande en/of anderszins [slachtoffer] heeft laten meebetalen in de kosten voor het levensonderhoud van verdachte en
- een zodanig financiële situatie heeft gecreëerd dat het voor [slachtoffer], gelet haar psychische toestand en/of haar gebrekkige vermogen tot rekenen/cijferen, nagenoeg onmogelijk was die financiële situatie te overzien en daarin in te grijpen en
- gelet op het vorenstaande [slachtoffer] financieel heeft uitgebuit en
- gelet op vorenstaande misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer], immers had [slachtoffer] in voornoemde periode psychische problemen en
- gelet op het vorenstaande heeft bewerkstelligd dat [slachtoffer] van hem, verdachte, afhankelijk was,
in welke psychische overwichtsituatie en afhankelijkheidssituatie [slachtoffer] zich niet kon verzetten tegen en onttrekken aan die voornoemde financiële en seksuele uitbuiting en opgedragen seksuele en huishoudelijke arbeid en/of diensten."
2.3. Voor zover het middel klaagt dat het Hof heeft miskend dat de verdachte en [slachtoffer] een gewone affectieve relatie hadden die was gebaseerd "op wederzijdse genegenheid en (...) op de instemming van beide betrokkenen", faalt het wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen en de bewijsoverweging, zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 weergegeven, heeft het Hof immers vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de ongelijke verhoudingen tussen beiden en van de in meerdere opzichten kwetsbare [slachtoffer], als gevolg waarvan [slachtoffer] zich niet in staat voelde om de relatie te beëindigen en zich te onttrekken aan de situatie.
2.4. 's Hofs oordeel dat de combinatie en cumulatie van de gebeurtenissen een zodanig ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] opleveren dat sprake is van uitbuiting in de zin van art. 273f Sr, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De hierop betrekking hebbende klacht van het middel is eveneens tevergeefs voorgesteld.
2.5. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze een jaar en elf maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 juli 2011.