Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 20 mei 2014
[naam],
[naam],
Het geding
Verdere beoordeling
Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen twee partijen, aangeduid als [B] en [H], met betrekking tot een samenwerkingsovereenkomst voor software. De zaak betreft een gedeeltelijke vernietiging van een eerder vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage en de toewijzing van een schadevergoeding aan [H]. Het hof heeft vastgesteld dat [B] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst, met name het exclusiviteitsbeding en de inspanningsverplichting tot verkoop van het product INCAM in 2009. Het hof heeft geoordeeld dat de schadevergoeding aan [H] moet worden geschat, omdat er geen concrete bewijsstukken zijn over de exacte schade die [H] heeft geleden. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 211.050,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2010. De uitspraak volgt op een eerder tussenarrest van 10 december 2013, waarin het hof al had geoordeeld dat [B] tekort was geschoten. De partijen hebben geprobeerd tot een schikking te komen, maar dit is niet gelukt. Het hof heeft de argumenten van beide partijen tegen elkaar afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat [B] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over de schade en de verkoopinspanningen. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk wordt vernietigd en dat [B] wordt veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan [H].