Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 10 december 2013
BRINK AUTOMATISERING B.V.,
[…], h.o.d.n. [X],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
en mogelijk een verbeterde interface, voor 100 k€ aan nieuwe licenties te kunnen verkopen. In dat geval bedraagt de afdracht aan([X])
circa 80 k€. Hoewel wij van mening zijn dat dit normaal gesproken niet past in een dealerovereenkomst, zijn wij bereid een bedrag van 45 k€ als afdracht aan([X])
te garanderen.”
verbinden zich jegens elkaar om tijdens de duur van de overeenkomst geen andere producten, die in concurrentie zouden kunnen treden van INCAM, te zullen verkopen of bij de fabricage of handel daarin op enigerlei wijze direct of indirect betrokken te zijn.
50% van de netto licentie-omzet (…)
50% van het (betaalde) onderhoudsgeld.
De module J voor Offertevergelijk (SQL) is toegevoegd aan IBIS-TRAD.(…)”
primair€ 756.706,-,
subsidiair€ 469.700,- en
meer subsidiair€ 333.063,-, en
uiterst subsidiaireen schadevergoeding die het hof passend acht, alles vermeerderd met wettelijke (handels)rente.
eerste vier grievenvan [geïntimeerde] in incidenteel appel zijn gericht tegen de overwegingen inzake en de beslissing op de vordering in conventie. [geïntimeerde] stelt dat de in de overeenkomst opgenomen garantie van een afdracht door Brink van € 45.000,- voor elk jaar van de overeenkomst geldt. Hij beroept zich daarbij op de in rechtsoverweging 1.2 genoemde brief van Brink, waarin geen tijdsbeperking voor de garantie is opgenomen en waaruit ook niet blijkt dat Brink bedoeld heeft die garantie tot 2006 te beperken. Volgens [geïntimeerde] moet de overeenkomst dienovereenkomstig worden uitgelegd; mocht dat anders zijn dan beroept [geïntimeerde] zich op dwaling. [geïntimeerde] brengt voorts naar voren dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van rechtsverwerking, omdat [geïntimeerde] in de laatste factuur van 2007 een eindafrekening van Brink heeft ontvangen, dat Brink daarin zelf is uitgegaan van een gegarandeerde afdracht van € 45.000,- en dat hij er daarom gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Brink op terugbetaling geen aanspraak zou maken. [geïntimeerde] klaagt ten slotte over de afwijzing van zijn beroep op de redelijkheid en billijkheid. Hij wijst daarbij op de omstandigheid dat hij door Brink in de veronderstelling is gebracht van een jaarlijkse garantie van € 45.000,-, op de contra-proferentemregel, op zijn afhankelijkheid van de inspanningen van Brink, op de toerekenbare tekortkomingen van Brink en op de in 2009 tussen partijen ontstane “vertrouwensdeuk” en de omstandigheid dat Brink pas daarna is gaan terugvorderen.
vijfde tot en met negende(abusievelijk als grief XI aangeduide )
griefzich niet vinden in een aantal overwegingen en oordelen van de rechtbank betreffende zijn reconventionele vordering. In de eerste plaats betreft zijn bezwaar de overweging van de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat Brink reeds in 2008 is begonnen met de ontwikkeling van Offertespiegels, en voorts de overweging dat niet is komen vast te staan Brink zich reeds in 2007 en 2008 onvoldoende heeft gekweten van haar inspanningsverplichting om INCAM te verkopen. Hij verzet zich tevens tegen de afwijzing van het door hem gevorderde voorschot van € 45.000,- op de aan hem toe te kennen schadevergoeding. Hij meent dat hij voldoende heeft aangevoerd om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat zijn schade ten minste € 45.000,- is. [geïntimeerde] klaagt er bovendien over dat de rechtbank niet (ambtshalve) heeft voldaan aan zijn verzoek om aan Brink op te dragen haar gehele boekhouding en al haar bankafschriften en klantoverzichten over te leggen. Ten slotte keert [geïntimeerde] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat onduidelijk is waarom hij niet veeleer voordeel dan nadeel heeft gehad van de omstandigheid dat hij niet meer voor support werd ingeschakeld en tegen het oordeel dat er geen aanleiding is voor een schadevergoeding voor niet-nakoming van afdrachtverplichtingen na 1 januari 2010. [geïntimeerde] brengt naar voren dat het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Brink zich op de opzegging van de overeenkomst beroept en dat reeds door de opzegging van de duurrelatie Brink schadeplichtig is jegens hem.
zouden kunnen treden’ en ‘te zullen verkopen
of bij de fabricage of handel daarin op enigerlei wijze direct of indirect betrokken te zijn’) hebben partijen beoogd over en weer een verregaande exclusiviteit te bedingen. In de hiervoor gecursiveerd weergegeven onderdelen van de bepaling ligt besloten dat die exclusiviteit mede de
ontwikkelingvan een concurrerend product betreft, en dat de exclusiviteit slaat op de
functiesdie INCAM vervult. Brink heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij de –door haarzelf opgestelde –bepaling anders heeft mogen begrijpen. Zoals de rechtbank onbestreden heeft vastgesteld, zijn de functies van INCAM het versturen van offerte-aanvragen en het ontvangen, vergelijken en beoordelen van offertes. Blijkens de in rechtsoverweging 1.5 bedoelde aankondiging is de functie van de module Offertespiegels, waarmee IBIS-TRAD is uitgebreid, het vergelijken van offertes met het oog op het selecteren daarvan. Daarmee zou de module in concurrentie
kunnentreden met de functies ‘vergelijken en beoordelen van offertes’ van INCAM. Dat blijkt ook uit de door [geïntimeerde] als productie 13 bij memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel en wijziging van eis overgelegde e-mail van een medewerkster van Brink, waarin sprake is van klanten die overgaan naar offertevergelijk binnen TRAD en klanten die op INCAM blijven. Brink heeft niet ontkend dat zij bij de ontwikkeling van Offertespiegels betrokken is geweest; uit de in rechtsoverweging 1.5 aangehaalde publicaties blijkt dat van die betrokkenheid al vóór 31 december 2009 (de datum waartegen Brink de overeenkomst heeft opgezegd) sprake was. Gelet op het bovenstaande heeft ook naar het oordeel van het hof Brink het exclusiviteitsbeding geschonden. Anders dan Brink naar voren brengt, doet daaraan niet af dat het bij Offertespiegels niet gaat om een nieuw, afzonderlijk ontwikkeld product maar om een aanpassing van het bestaande product IBIS-TRAD; de exclusiviteit betreft immers de
functiesvan INCAM. Gelet op de door partijen beoogde reikwijdte van het beding doet ook de door Brink gestelde omstandigheid dat Offertespiegels pas vanaf maart 2010 is verkocht, aan die schending niet af; Brink mocht immers ook bij de fabricage niet op enigerlei wijze betrokken zijn en blijkens de in rechtsoverweging 1.5 aangehaalde producties was van Offertespiegel eind september 2009 reeds een te demonstreren exemplaar gefabriceerd. Het door Brink aangeboden bewijs dat INCAM en Offertespiegels geen concurrerende producten
zijn, wordt gelet op het hierboven overwogene als niet ter zake dienende gepasseerd; het gaat er immers om of Offertespiegels met INCAM in concurrentie
zou kunnen treden.
geen enkelexemplaar van INCAM aan de man heeft weten te brengen.
Beslissing
31 januari 2014om
9:30 uur;
binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de maanden januari tot en met maart van 2014, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de comparitie zal vaststellen;
uiterlijk twee weken vóór de comparitiein kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;