Uitspraak
Uitspraak d.d. 23 april 2014
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Oordeel van de rechtbank
Naar volgt uit het taxatierapport en de daarbij gevoegde matrix, is de waarde van het bedrijfspand bepaald met behulp van de zogenoemde huurwaardekapitalisatiemethode. Deze methode is naar het oordeel van de rechtbank een geschikte methode om de in artikel 17, tweede lid, Wet WOZ bedoelde waarde van het bedrijfspand vast te stellen. Als uitgangspunt bij het vaststellen van de waarde van het bedrijfspand heeft verweerder een bruto kapitalisatiefactor van 9,6 toegepast. Ter onderbouwing van deze kapitalisatiefactor heeft verweerder onder meer verwezen naar de verkooptransactie van het vergelijkingsobject [b-straat 1] te [Z]. Dit object is op 30 december 2010 verkocht voor € 850.000. Aan de hand van de getaxeerde huurwaarde heeft verweerder een kapitalisatiefactor van 9,6 berekend. Verweerder heeft echter niet inzichtelijk gemaakt of en, zo ja, hoe bij het bepalen van de huurwaarde en de kapitalisatiefactor van het bedrijfspand rekening is gehouden met verschillen tussen het vergelijkingsobject en het bedrijfspand, onder meer met betrekking tot het bruto vloeroppervlak en de ouderdom van de panden. Het bedrijfspand is veel groter dan het vergelijkingsobject. Verwacht mag worden dat dit invloed heeft op de huurwaarde per m² van het bedrijfspand in die zin dat deze lager moet zijn. Verweerder is bij de bepaling van de huurwaarde van het bedrijfspand echter uitgegaan van dezelfde m²-prijzen als gehanteerd bij het vergelijkingsobject. Het bouwjaar van het bedrijfspand is 1980 dat van het vergelijkingsobject 2002. Ook hier is niet inzichtelijk gemaakt waarom, ondanks het verschil in ouderdom en de daarmee samenhangende oplopende onderhoudskosten, tot eenzelfde kapitalisatiefactor is geconcludeerd.
Verweerder heeft voorts verwezen naar de respectievelijk per 1 januari 2011 en 25 oktober 2010 beschikbaar gekomen huurcijfers van de objecten [c-straat 1] en [b-straat 2], beide te [Z], waaruit eveneens een kapitalisatiefactor van 9,6 blijkt, aldus verweerder. Bij de stukken ontbreekt echter ook hier een concrete onderbouwing van de bij de waardering van de vergelijkingsobjecten gehanteerde kapitalisatiefactor. Ook de theoretische kapitalisatiefactorberekening zoals deze in het taxatierapport is opgenomen, kan niet dienen ter onderbouwing van de kapitalisatiefactor, aangezien de daarin gehanteerde uitgangspunten en percentages niet nader zijn onderbouwd.
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissing omtrent de teruggave van het griffierecht, vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijzigt de beschikking aldus dat de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak voor het jaar 2012 wordt vastgesteld op € 3.300.000 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslag in de onroerendezaakbelastingen;
- draagt de Inspecteur op belanghebbende het griffierecht, groot € 118, voor de behandeling in hoger beroep te vergoeden.
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.