ECLI:NL:GHDHA:2014:1462
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- B. van Walderveen
- H.A. Marquart Scholtz
- P.J. Wurzer
- Rechtspraak.nl
Voorwaardelijke invrijheidsstelling voor drie verdachten van piraterij
Op 25 april 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag de voorlopige hechtenis opgeheven van drie Somaliërs die veroordeeld zijn voor piraterij. De drie mannen hebben twee-derde van hun gevangenisstraf uitgezeten en komen daardoor in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. Een belangrijke voorwaarde voor deze invrijheidsstelling is dat de betrokken personen rechtmatig in Nederland verblijven. Het hof oordeelt dat de drie verdachten rechtmatig in Nederland zijn, omdat zij een asielaanvraag hebben lopen. Totdat er een definitieve beslissing is genomen over deze aanvraag, verblijven zij rechtmatig in Nederland.
De drie mannen zijn eerder door de rechtbank en het gerechtshof veroordeeld voor piraterij, en er is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beschikking betreft een van de drie piraten. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd gedaan op 27 maart 2014 en op 17 april 2014 in raadkamer behandeld. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen het verzoek, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte rechtmatig verblijf heeft op basis van zijn asielaanvraag.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, nu hij een asielverzoek heeft ingediend en uitzetting achterwege moet blijven, rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de Raad van State. Gezien het feit dat de uitzonderingsbepaling van artikel 15, derde lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is, komt de verdachte in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het hof heeft daarom besloten dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 2 april 2014 is opgeheven.