In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van een belastingaanslag in het kader van de BIZ-heffing (Bedrijveninvesteringszone) in het Zeeheldenkwartier te Den Haag. De belanghebbende, een gebruiker van een winkelpand, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag van € 250 voor het belastingjaar 2012, opgelegd op basis van de Verordening BI-zone Zeeheldenkwartier 2012. De Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Den Haag.
Het Hof heeft op 9 april 2014 uitspraak gedaan. De belanghebbende betwistte de rechtsgeldigheid van de verordening, met name de uitvoering van de draagvlakmeting die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de verordening had plaatsgevonden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de procedure voor de draagvlakmeting correct was uitgevoerd, ondanks dat de belanghebbende stelde dat de stembiljetten niet op de juiste wijze waren uitgereikt. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de gemeente Den Haag de nodige vrijheid had om de procedure voor de draagvlakmeting vast te stellen en dat er voldoende steun was voor de verordening.
Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de verordening onverbindend was en dat de aanslag terecht was opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de belanghebbende werd in het ongelijk gesteld. De beslissing van het Hof benadrukt het belang van de draagvlakmeting en de rechtsgeldigheid van gemeentelijke verordeningen in het kader van de BIZ-heffing.