Om proceseconomische redenen laat het hof de verjaringskwestie verder rusten, aangezien het geschil reeds kan worden beslecht aan de hand van de vraag of [appellant] misbruik maakt van haar eigendomsrecht door verwijdering van het schuurtje te vorderen. In dit verband is de tweede bewijsopdracht (risico vochtproblemen) van belang. [geïntimeerde] heeft ter voldoening aan die bewijsopdracht een rapport van ing. S. den Ouden van het Bureau voor Bouwpathologie d.d. 14 oktober 2013 overgelegd. Vaststaat dat Den Ouden op 21 juni 2013 een onderzoek ter plaatse heeft uitgevoerd, in aanwezigheid van [geïntimeerde], [appellant] en de heer W. Zwanenburg van Het Inspectiehuis BV, de door [appellant] ingeschakelde deskundige. Conform de door partijen met Den Ouden gemaakte afspraak is eerst een conceptrapport aan partijen verzonden (in juli 2013) en is [appellant] in de gelegenheid gesteld commentaar te leveren. [appellant] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Het definitieve rapport vermeldt onder meer het volgende:
“Tijdens het onderzoek in woning nummer 13 is de vochtigheid van de dragende muur van woning nummer 13 (onderdeel van de spouwmuur van tussen woning 11 en 13) indicatief gemeten. Dit is op de begane grond en de eerste verdieping uitgevoerd vanuit woning 13.
Op de eerste verdieping is in het geheel geen verhoogde vochtigheid gemeten in de betreffende dragende muur. Op de begane grond is slechts in de vloer van de meterkast een licht verhoogde vochtigheid gemeten op een tweetal plaatsen, ter plaatse van de voorgevel en ter plaatse van de waterleiding.
De betreffende dragende muur van woning 13 is over de gehele afstand van de voorgevel tot aan het toilet aan de binnenzijde op de begane grond afgewerkt met een betimmering. De vochtigheid van de muur is hierdoor op die plaatsen niet te bemeten zonder deze betimmering te verwijderen. De vloer zowel als de betimmering geven echter in het geheel geen tekenen van vochtinwerking of vochtigheid en in overleg met de bewoonster van nummer 13 is besloten dexe betimmering niet te verwijderen.
De betreffende muur is in het toilet indicatief bemeten droog te noemen.
De bewoonster van nummer 13 geeft desgevraagd aan dat de vochtproblematiek soms licht erger is dan tijdens het onderzoek het geval was. Ondergetekende heeft hiervan gen aftekeningen of andere aanwijzingen waargenomen.
(…)
Door ondergetekende zijn in de buitenmuur aan de zijde van woning 11 achter de fietsenberging, zichtbaar vanuit de fietsenberging[op een bijgevoegde foto is te zien dat de fietsenberging geen afzonderlijke achterzijde heeft; als de berging geopend is, kijkt men dus rechtstreeks tegen de buitenmuur aan, opm. hof]
, geen open stootvoegen waargenomen die mogelijk later zouden zijn afgedicht. Er is geen kleurverschil in het voegwerk van die muur waar te nemen ter plaatse van de fietsenberging.
Ondergetekende is van mening dat in de onderzijde van deze muur waarschijnlijk nooit open stootvoegen aanwezig zijn geweest.
CONCLUSIE
Er is naar het oordeel van ondergetekende, uit eigen waarnemingen en metingen, geen sprake van een vochtprobleem in de dragende muur van woning [adres 1], onderdeel van de spouwmuur tussen [adres 1] en [adres 2] ter hoogte van de fietsenberging, over de gehele lengte van deze berging. Er is dus ook geen sprake van een mogelijk verband tussen de vermeende vochtproblematiek in de woning van [adres 2] en de fietsenberging (…)”