ECLI:NL:GHDHA:2014:1

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
200.082.138-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezegging bereikbaarheid hoofdingang appartementencomplex per auto door projectontwikkelaar en de waarde van getuigenverklaringen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben appellanten, wonende te Voorburg, hoger beroep ingesteld tegen Bouwexploitatie Sijtwende B.V. De zaak betreft de bereikbaarheid van de hoofdingang van een appartementencomplex per auto, en de vraag of de projectontwikkelaar hen hierover voldoende informatie heeft verstrekt voorafgaand aan de koopovereenkomst. Het hof heeft eerder, op 18 december 2012, een tussenarrest gewezen en partijen toegelaten om getuigen te horen. Tijdens de getuigenverhoren hebben beide partijen verklaringen ingebracht van verschillende getuigen, waaronder bewoners van het complex en vertegenwoordigers van Sijtwende.

De appellanten stelden dat zij voorafgaand aan de koopovereenkomst informatie hadden ontvangen die hen deed geloven dat de hoofdingang per auto bereikbaar zou zijn. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de getuigenverklaringen van de appellanten en hun getuigen niet voldoende bewijs opleverden om deze stelling te onderbouwen. De verklaringen van de getuigen die door Sijtwende waren aangedragen, gaven aan dat er geen duidelijke toezeggingen waren gedaan over de bereikbaarheid per auto. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten niet konden aantonen dat zij door Sijtwende onjuist of onvolledig waren geïnformeerd.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op 7 januari 2014, en de kosten zijn vastgesteld op € 649,- aan griffierecht en € 2.682,- aan salaris advocaat. Het hof heeft de uitvoerbaarheid van de kostenveroordeling bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.082.138/01
Zaaknummer rechtbank : 353453

Arrest van 7 januari 2014

inzake
1.
[appellant],
2.
[appellante],
beiden wonende te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
appellanten,
hierna te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. C.M. Schouten te Den Haag,
tegen

BOUWEXPLOITATIE SIJTWENDE B.V.,

gevestigd te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Sijtwende,
advocaat: mr. M.J. de Groot te Rotterdam.

Het verdere verloop van het geding

In deze zaak heeft het hof op 18 december 2012 een tweede tussenarrest gewezen. Voor het procesverloop tot die datum verwijst het hof naar beide tussenarresten. Vervolgens hebben beide partijen getuigen doen horen en heeft elk van de partijen ten behoeve van de verhoren tevoren één of meer producties ingebracht. Daarna hebben partijen onderscheidenlijk een akte uitlaten na enquête en contra-enquête ([appellanten]) en een memorie na enquête (Sijtwende ) genomen. Ten slotte zijn wederom stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Verdere beoordeling van het hoger beroep

1.
In zijn akte uitlaten na enquête en contra-enquête hebben [appellanten] het hof gevraagd terug te komen van de huns inziens eenzijdige nadruk die het heeft gelegd op de verkoopbrochure, en alle verstrekte documentatie in zijn oordeel te betrekken. Dit verzoek leidt niet tot resultaat. Ten pleidooie heeft Holan verklaard dat hij voor het sluiten van de koopovereenkomst al bedenkingen had of het mogelijk was om met de auto de hoofdingang te bereiken, en dat hij dat toen heeft gevraagd aan [betrokkene] en de verkopende makelaars. Het hof kan dat niet anders begrijpen dan dat de uiteindelijke aankoopbeslissing van [appellanten] niet is veroorzaakt door de aan hen verstrekte documentatie (waaronder de verkoopbrochure) maar op de beweerdelijk aan hem door [betrokkene] en de verkopende makelaars mondeling verstrekte informatie. Aangezien de zijdens Sijtwende aan [appellanten] voorafgaand aan de koopovereenkomst overgelegde documentatie naar eigen zeggen van Holan hem onvoldoende duidelijkheid had verschaft, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij zich met vragen tot vertegenwoordigers van Sijtwende heeft gewend, heeft die documentatie bij hem geen dwaling veroorzaakt.
2.
Bij zijn tweede tussenarrest heeft het hof [appellanten] toegelaten om door het doen horen van getuigen te bewijzen dat aan hen voorafgaand aan het sluiten van de koop/aannemingsovereenkomst (verder: de overeenkomst) door of vanwege Sijtwende is medegedeeld dat hij per auto de hoofdingang van het gebouw zou kunnen bereiken en/of dat hij daar zijn auto zou kunnen parkeren. [appellanten] hebben daartoe als getuigen [appellant] (appellant onder 1; verder [appellant]), [getuige 2], [getuige 3], mw. [getuige 4], mw. [getuige 5], mw. [getuige 6] en [getuige 7] (allen eveneens bewoners van het gebouw, verder onderscheidenlijk: [getuige 2], [getuige 3], mw. [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7]) voorgebracht. Sijtwende heeft in contra-enquête mw. [getuige 8] (verder: [getuige 8]) en [betrokkene] (verder [betrokkene]) als getuigen doen horen.
3.
Holan heeft als getuige verklaard, dat hij zowel met [getuige 8] als met [betrokkene] over de bereikbaarheid van de hoofdingang per auto heeft gesproken. [betrokkene] heeft daartegenover verklaard dat hij voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst niet met [appellanten] of diens partner mw. [appellante] heeft gesproken. [getuige 8] heeft als getuige verklaard dat zij voorafgaand aan de verkoop één gesprek heeft gevoerd met [appellant] alleen en één met [appellant] en diens partner. In de akte uitlaten na enquête en contra-enquête zijdens [appellanten] is op de vraag of [appellanten] met [betrokkene] hebben gesproken, niet meer ingegaan. Uit de verklaringen van Holan, [getuige 8] en [betrokkene] volgt voorts, dat bij de gesprekken die [appellant] en zijn partner mw. [appellante], al dan niet tezamen, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met (een) vertegenwoordiger(s) van Sijtwende hebben gevoerd, geen anderen aanwezig zijn geweest. Dat leidt ertoe dat aan de getuigenverklaringen of schriftelijke verklaringen van anderen dan [appellant], zijn partner, [betrokkene] en [getuige 8] hooguit enig bewijs ten voordele van [appellanten] kan worden ontleend, indien daaruit een zodanig vaste gedragslijn kan worden opgemaakt, dat aannemelijk is dat [getuige 8] en/of [betrokkene] ook aan [appellanten] hebben/heeft verteld dat de hoofdingang per auto zou kunnen worden bereikt en/of dat daar zou kunnen worden geparkeerd.
4.
[appellant] en zijn partner (van wie voorafgaand aan de getuigenverhoren nog een schriftelijke verklaring is overgelegd) zijn partijgetuigen, op wie de bewijslast rust van de door hen beweerde mededelingen. Dat leidt ertoe dat hun verklaringen ingevolge artikel 164, tweede lid, Rv. geen bewijs in hun voordeel kunnen opleveren, tenzij die verklaringen strekken ter aanvulling van onvolledig bewijs.
5.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] blijkt niet dat aan hen door (een) vertegenwoordiger(s) van Sijtwende enige mededeling is gedaan over de bereikbaarheid van de hoofdingang per (particuliere) auto en over de mogelijkheid daar te parkeren. Zij dragen dus niet bij aan het door [appellanten] te leveren bewijs. De verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 4], mw. [getuige 4] en [getuige 5] houden telkens in dat hun zijdens Sijtwende is medegedeeld dat de hoofdingang per (particuliere) auto bereikbaar zou zijn; alleen [getuige 2] heeft verklaard dat daar kort geparkeerd zou mogen worden. [getuige 2] heeft verklaard dat hij met [betrokkene] heeft gesproken. [getuige 4] en mw. [getuige 4] hebben verklaard dat zij met (het hof leest) [getuige 8] hebben gesproken. [getuige 5] heeft verklaard dat zij met [betrokkene] en een medewerker van het makelaarskantoor De Bruijn en Tak heeft gesproken, maar verklaart verder uitsluitend over gedragingen en uitlatingen van [betrokkene].
6.
Tegenover deze verklaringen (en de schriftelijke verklaringen van dezelfde strekking van [getuige 9], [getuige 10] en [getuige 11], waarnaar [appellanten] in hun akte na enquête en contra-enquête verwijzen) staan de verklaringen van [getuige 8] en [betrokkene]. [getuige 8] heeft verklaard dat zij in gesprekken met potentiële kopers over de bereikbaarheid van de hoofdingang placht te zeggen dat de inrichting van het tunneldak (waarop de toegangsweg tot de hoofdingang was geprojecteerd) nog af te wachten viel omdat dat de verantwoordelijkheid van de gemeente was, en dat zij mogelijk tegen Holan heeft gezegd dat hij waarschijnlijk met de auto bij de hoofdingang zou kunnen komen. [betrokkene] (die heeft verklaard dat hij zich slechts een gesprek met Holan ná het tekenen van de koopovereenkomst kan herinneren) heeft verklaard dat hij bij verkoopgesprekken over het onderhavige complex altijd het voorbehoud over de inrichting van het tunneldak aan de orde heeft gesteld.
7.
Het hof is van oordeel dat uit de bovenomschreven getuigenverklaringen niet een zodanig vaste gedragslijn zijdens Sijtwende kan worden opgemaakt dat aannemelijk is dat mw. [getuige 8] en/of [betrokkene] ook aan [appellanten] hebben/ heeft medegedeeld dat de hoofdingang per auto zou kunnen worden bereikt en/of dat daar zou kunnen worden geparkeerd. De mogelijke mededeling van mw. [getuige 8] aan [appellant], al dan niet met zijn partner, dat de hoofdingang
waarschijnlijkmet de auto zou kunnen worden bereikt, heeft, zo deze al is gedaan, niet een zodanige stelligheid dat [appellanten] er, in weerwil van de bij hen bestaande twijfels, op konden rekenen dat die bereikbaarheid per auto vaststond. Het door [appellant] als getuige verklaarde kan bij gebreke van ander, voldoende overtuigend, bewijs geen bewijs ten voordele van [appellanten] opleveren; ook de overgelegde schriftelijke getuigenverklaring van de partner van [appellant] kan dat niet.
8.
De slotsom is dat [appellanten] er niet in zijn geslaagd het bewijs te leveren waartoe zij zijn toegelaten. Het hof zal daarom het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. Daarbij past een veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 september 2010;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Sijtwende tot op heden vastgesteld op € 649,- aan griffierecht en € 2.682,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, S.A. Boele en J.C.F. Talman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in aanwezigheid van de griffier.