In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben appellanten, wonende te Voorburg, hoger beroep ingesteld tegen Bouwexploitatie Sijtwende B.V. De zaak betreft de bereikbaarheid van de hoofdingang van een appartementencomplex per auto, en de vraag of de projectontwikkelaar hen hierover voldoende informatie heeft verstrekt voorafgaand aan de koopovereenkomst. Het hof heeft eerder, op 18 december 2012, een tussenarrest gewezen en partijen toegelaten om getuigen te horen. Tijdens de getuigenverhoren hebben beide partijen verklaringen ingebracht van verschillende getuigen, waaronder bewoners van het complex en vertegenwoordigers van Sijtwende.
De appellanten stelden dat zij voorafgaand aan de koopovereenkomst informatie hadden ontvangen die hen deed geloven dat de hoofdingang per auto bereikbaar zou zijn. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de getuigenverklaringen van de appellanten en hun getuigen niet voldoende bewijs opleverden om deze stelling te onderbouwen. De verklaringen van de getuigen die door Sijtwende waren aangedragen, gaven aan dat er geen duidelijke toezeggingen waren gedaan over de bereikbaarheid per auto. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten niet konden aantonen dat zij door Sijtwende onjuist of onvolledig waren geïnformeerd.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op 7 januari 2014, en de kosten zijn vastgesteld op € 649,- aan griffierecht en € 2.682,- aan salaris advocaat. Het hof heeft de uitvoerbaarheid van de kostenveroordeling bij voorraad verklaard.