ECLI:NL:GHDHA:2013:CA1022

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.117.820-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekarrest inzake schadevergoeding bij autohuur

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een verstekarrest van het Gerechtshof Den Haag, gewezen op 30 oktober 2012, waarbij Silverline Verhuur B.V. als geïntimeerde is aangemerkt. Silverline heeft in eerste aanleg schadevergoeding gevorderd van [geopposeerde] voor schade aan een gehuurde personenauto. [geopposeerde] heeft de echtheid van zijn handtekening op het afleverrapport betwist, wat heeft geleid tot een heropening van de zaak. Het hof heeft op 14 mei 2013 geoordeeld dat Silverline de bewijslast heeft om de echtheid van de handtekening aan te tonen, nu [geopposeerde] deze stellig ontkent. Het hof heeft de getuigenverhoren gelast en de executie van het verstekarrest geschorst, omdat het risico van misbruik van recht door [geopposeerde] aanwezig is. De zaak is complex door de tegenstrijdige verklaringen van partijen en de noodzaak om de handtekening te verifiëren. Het hof heeft de partijen opgedragen om binnen veertien dagen een datum voor de getuigenverhoren op te geven, en heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.117.820/01
Zaaknummer arrest waarvan verzet: 200.104.430/01
arrest van 14 mei 2013
inzake
Silverline Verhuur B.V. ,
gevestigd te IJsselsteijn,
opposante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Silverline,
advocaat: mr. M.J.W. van Osch te Nieuwegein,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [geopposeerde],
advocaat: mr. H.M. Hueting te Rhoon.
Het geding
Voor het procesverloop tot aan het tussenarrest van 15 januari 2013 verwijst het hof naar dat arrest. De daarbij gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 11 februari 2013, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd in zowel het incident als de verzetzaak op de al overgelegde stukken, met inbegrip van het proces-verbaal van de comparitie van partijen en de daarbij overgelegde stukken. Arrest is nader bepaald op heden.
Verdere beoordeling van het hoger beroep en het incident
1. Nu Silverline rechtsgeldig in verzet is gekomen van het arrest van dit hof van 30 oktober 2012, zaaknummer 200.104.430/01 (hierna: het verstekarrest), gewezen tussen [geopposeerde] als appellant en Silverline als geïntimeerde, aan wie verstek is verleend, is in de hoofdzaak de instantie heropend.
2. Voor de weergave van de feiten en de grieven verwijst het hof naar en blijft het bij hetgeen in het verstekarrest onder 1 tot en met 4 is overwogen. Zeer kort weergegeven gaat het in de onderhavige zaak om een door [geopposeerde] bij Silverline gehuurde personenauto, waaraan naar de stelling van Silverline tijdens de huurperiode door [geopposeerde] schade is veroorzaakt. In conventie vordert Silverline in eerste aanleg onder meer vergoeding van deze schade, [geopposeerde] in reconventie terugbetaling van de borgsom. De kantonrechter heeft de vordering van Silverline toegewezen en van [geopposeerde] afgewezen.
3. In het verstekarrest is grief 1 gegrond verklaard. Deze grief richt zich tegen rechtsoverwegingen 7.3 en 7.4 van het vonnis van de kantonrechter en ziet onder meer op de kwestie van de door [geopposeerde] betwiste echtheid van de handtekening die op het afleverrapport/inleverformulier staat waarop de schade staat vermeld als weergegeven in het verstekarrest in 2.4. Voor de leesbaarheid worden hier de overwegingen daaromtrent in het verstekarrest weergegeven:
5.1. Grief 1 slaagt vanwege de regel van art. 159 lid 2 Rv, die de rechter in geval van betwisting van de echtheid van de handtekening onder een akte (anders dan in geval van betwisting van de echtheid van de tekst van de akte) geen vrijheid laat de bewijslast te verdelen conform art. 150 Rv. Wanneer de echtheid van de handtekening onder een onderhandse akte stellig wordt ontkend door [geopposeerde], dan moet de rechter degene die zich op de bewijskracht van een dergelijke akte beroept, in dit geval SilverLine, belasten met het bewijs van echtheid van de handtekening van zijn wederpartij, zo moet de regel van art. 159 lid 2 Rv worden begrepen. In hoger beroep kan in het midden blijven of de kantonrechter deze kwestie in eerste aanleg op [geopposeerde]’ stelplicht heeft afgedaan en af heeft kunnen doen, gelet op hetgeen dienaangaande in hoger beroep onderbouwd is gesteld door [geopposeerde], zoals hierna nader wordt overwogen.
5.2. In r.o. 7.3 van het vonnis in eerste aanleg wordt overwogen dat de stelling van [geopposeerde] dat hij niet aanwezig was bij het opnemen van de schade en de handtekening op het afleverrapport niet de zijne is, ‘niet overtuigend’ is, omdat gebruikelijk is dat bij aflevering van een huurauto een dergelijk rapport wordt opgemaakt en SilverLine onvoldoende weersproken zou hebben gesteld dat dit ook in dit geval bij het terugbrengen van de auto is gebeurd. De kantonrechter overweegt vervolgens dat dat met zich brengt dat het ervoor moet worden gehouden dat [geopposeerde] de betreffende handtekening heeft geplaatst.
5.3. Hetgeen [geopposeerde] ten verwere heeft aangevoerd met betrekking tot de handtekening op het door SilverLine ingeroepen afleverrapport waarop de drie ten processe bedoelde schadegevallen aan de huurauto staan vermeld, heeft evenwel te gelden als een stellige ontkenning van de echtheid van zijn handtekening onder dit stuk in de zin van art. 159 lid 2 Rv. Dat is al zo gelet op het gestelde bij antwoord in conventie onder 11 (‘[geopposeerde] heeft dan ook, in tegenstelling tot wat Silverline heeft aangevoerd, de handtekening niet gezet die staat op productie 1 bij dagvaarding’) en het is zeker het geval in combinatie met het verzoek van [geopposeerde] ter comparitie om de originele stukken met beweerdelijk zijn handtekening erop ter griffie te deponeren. De stelligheid van zijn ontkenning wordt versterkt door hetgeen hij in hoger beroep dienaangaande ter toelichting op grief 1 heeft bijgebracht: de handtekeningen waarvan vaststaat dat die wel afkomstig zijn van [geopposeerde] op zijn rijbewijs en processen-verbaal in deze en andere zaken als overgelegd enerzijds wijken (ook voor een lekenoog) af van die op het afleverrapport (en op het formulier bij afgifte van de auto aan [geopposeerde], waarvan hij eveneens stellig ontkent dit te hebben getekend) anderzijds. De in art. 159 lid 2 Rv bedoelde regel van bewijslastverdeling geldt ook als degene die stelt dat de handtekening onder een onderhandse akte waarop zijn wederpartij zich beroept, niet de zijne is, feiten en omstandigheden ter adstructie van deze stelling aanvoert en niet slechts in het geval hij deze feiten en omstandigheden heeft bewezen (HR 28 februari 1997, r.o. 3.3., LJN: ZC2297, NJ 1997/330). In een dergelijk geval komt aan bedoelde akte geen bewijskracht toe. SilverLine had als degene die zich op het afleverrapport als bewijsstuk beroept ingevolge deze regel en gelet op bedoelde stellige ontkenning door [geopposeerde] belast dienen te worden met het bewijs van de echtheid van de handtekening.
5.4. Dat is niet gebeurd en dat kan vanwege de verstekverlening tegen SilverLine ook niet meer gebeuren. Nu aan het afleverrapport zodoende geen bewijs toekomt, is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de schadegevallen waar SilverLine zich jegens [geopposeerde] op beroept en die ten grondslag liggen aan de vordering in conventie, zich hebben voorgedaan gedurende de huurperiode van de auto door [geopposeerde]. De overige stellingen dienaangaande zijn daarvoor, los van het bewijskrachtloze afleverrapport, gelet op het verweer van [geopposeerde] niet toereikend. De verklaringen van [medewerkster SilverLine] hieromtrent staan lijnrecht tegenover die van [geopposeerde], terwijl het ophaalrapport van opvolgende huurder [naam], waar SilverLine zich tegens op beroept, ongedateerd is en niet is voorzien van een handtekening. De mogelijkheid dat de schade waarvan SilverLine in conventie vergoeding vordert, is ontstaan tussen het moment van aflevering van de auto door [geopposeerde] en het ingaan van de nieuwe huurovereenkomst met een opvolgende huurder kan niet worden uitgesloten. Hierbij wordt verdisconteerd dat SilverLine – naar haar stelling uit coulance – de door [geopposeerde] erkende schade aan de kentekenhouder en -plaat aan de voorzijde van de auto in conventie niet aan haar schadevordering ten grondslag legt. De barst in de kentekenplaathouder en de deuk in de kentekenplaat aan de voorkant ten gevolge van de door [geopposeerde] gemelde val met een winkelwagentje, spelen zodoende in conventie geen rol en zijn in reconventie door [geopposeerde] zelf al verdisconteerd middels een aftrek op de door hem gevorderde restitutie van de borgsom.
4. In de verzetdagvaarding heeft Silverline over de door grief 1 aangeroerde kwestie onder meer gedocumenteerd gesteld dat het aantoonbaar onwaar en leugenachtig is dat [geopposeerde] zijn handtekening niet heeft gezet onder de als productie 7 bij verzetdagvaarding overgelegde huurovereenkomst van 4 maart 2011 en het als productie 9 overgelegde inleverformulier van 11 maart 2011. Silverline doet ter zake een gespecificeerd getuigenbewijsaanbod, alsmede een bewijsaanbod middels het laten onderzoeken van de betreffende handtekeningen door een handschriftdeskundige. Ter comparitie heeft [geopposeerde] desgevraagd aangegeven bereid te zijn zo nodig medewerking te verlenen aan een handschriftonderzoek.
5. Silverline voert aan dat er termen zijn de bewijslast om te keren, althans, zo verstaat het hof de stellingen van Silverline, om behoudens door [geopposeerde] te leveren tegenbewijs voorshands aan te nemen dat sprake is van een door [geopposeerde] gezette handtekening onder de huurovereenkomst en het inleverformulier.
6. Het hof blijft bij hetgeen in het verstekarrest is overwogen omtrent grief 1, zij het dat vanwege de heropende instantie thans wel een bewijsopdracht omtrent de echtheid van de handtekening aan Silverline kan worden gegeven. Het hof ziet evenwel, met Silverline, voldoende termen om thans al voorshands, behoudens door [geopposeerde] te leveren tegenbewijs, bewezen te achten dat de handtekening door [geopposeerde] is gezet op het inleverrapport. Daartoe is het navolgende redengevend. In de eerste plaats is bij verstekdagvaarding als productie 10 een zeer gedetailleerde schriftelijke verklaring van medewerkster [medewerkster SilverLine] van Silverline overgelegd omtrent de gang van zaken rond het terugbrengen van de gehuurde auto. Het hof geeft er zich weliswaar rekenschap van dat [medewerkster SilverLine] tevens de levenspartner is van de eigenaar/directeur van Silverline, maar ter comparitie is door [geopposeerde] ondanks daartoe geboden gelegenheid niet anders inhoudelijk op de verklaring van [medewerkster SilverLine] ingegaan dan met zijn herhaalde standpunt dat hij het overgelegde inleverformulier niet heeft getekend. Daar komt bij dat [geopposeerde] ter comparitie van partijen in hoger beroep opeens heeft verklaard dat hij helemaal nooit ergens voor heeft getekend. Dat is regelrecht in strijd met eerdere uitlatingen van hem die in deze procedure zijn overgelegd, onder meer zijn eigen e-mail van 18 maart 2011 met de mededeling: “Ik heb alleen getekend voor ontvangst van de auto” (vgl. proces-verbaal van comparitie van partijen in hoger beroep onder 4). Ook bij antwoord onder 7 en 8 heeft [geopposeerde] in eerste aanleg zelf gesteld dat hij de huurovereenkomst heeft getekend: “7. Zoals partijen hadden afgesproken, heeft Silverline de auto op 4 maart 2011 met een aanhangwagen bij het woonadres van [geopposeerde] laten brengen en aldaar uitgeladen. Voorafgaand aan de afgifte van de autosleutel, heeft de desbetreffende chauffeur samen met [geopposeerde] om de auto gelopen om de auto op schade te inspecteren. 8. Daarbij bleek het [geopposeerde] dat de aanwezige schade aan de auto overeenkwam met de op het formulier genoteerde schade, welk formulier de chauffeur bij zich had. Hierom heeft [geopposeerde] dat formulier voor akkoord ondertekend, de autosleutel en de autopapieren in ontvangst genomen. Van dat ondertekende formulier heeft [geopposeerde] echter geen kopie ontvangen.” Dat [geopposeerde] daar thans in hoger beroep op terugkomt, zonder daarvoor – ook desgevraagd ter comparitie niet – een plausibele verklaring te verschaffen, acht het hof ongeloofwaardig. Daarbij is mede gezichtspunt voor het hof dat een autoverhuurbedrijf normaal gesproken – al helemaal bij de verhuur van min of meer kostbare sportauto’s als de onderhavige BMW Z4 roadster – geen huurauto’s pleegt af te geven zonder dat de klant een huurovereenkomst heeft getekend. Nu het hof voorshands aannemelijk vindt dat [geopposeerde] een handtekening heeft geplaatst op de huurovereenkomst, is een verder gezichtspunt voor het voorshands aannemelijk achten dat [geopposeerde] ook het inleverformulier heeft getekend, dat de geplaatste handtekeningen op de overgelegde kopie van de huurovereenkomst en de kopie van het inleverformulier overeen lijken te komen – ook voor een niet handschriftdeskundige. Ten slotte geeft het eigen relaas van [geopposeerde] in eerste aanleg bij antwoord, zoals hiervoor weergegeven, aan dat Silverline een procedure hanteerde voor verificatie van schade aan huurauto’s. Die stemt overeen met de schriftelijke verklaringen van [medewerkster SilverLine] en de opvolgende huurder van de betreffende auto (prod. 12 verzetdagvaarding).
7. Dat alles neemt niet weg dat de handtekening op [geopposeerde]’ rijbewijs en overgelegde processen-verbaal duidelijk afwijkt van de handtekening die voorkomt op de kopie van het overgelegde inleverformulier (en kopie van de overgelegde huurovereenkomst). Zodoende zal [geopposeerde] conform zijn (tegen)bewijsaanbod worden toegelaten tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling dat de handtekening op het inleverformulier afkomstig is van hem, [geopposeerde].
8. Ter comparitie is getoond dat de originelen van zowel het getekende huurcontract als het inleverformulier bij Silverline voorhanden zijn (vgl. proces-verbaal van comparitie van partijen in hoger beroep onder 3). Indien [geopposeerde] (ook) tegenbewijs zou willen leveren door inschakeling van een handschriftdeskundige en daartoe de originelen van deze documenten nodig zou hebben, dan zal Silverline deze originelen ter beschikking dienen te stellen, en wel door rechtstreekse ter handstelling aan de eventueel door [geopposeerde] in te schakelen handschriftdeskundige, die deze na afronding van het onderzoek ook weer rechtstreeks terug dient te verschaffen aan Silverline. Het hof merkt hierbij op dat voor het eventuele geval dat [geopposeerde] een handschriftdeskundige in wenst te schakelen als hiervoor bedoeld, het aanbeveling verdient dat partijen in gezamenlijk overleg een handschriftdeskundige aanwijzen.
9. Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak zal worden aangehouden.
10. Nu [geopposeerde] wordt toegelaten tot tegenbewijslevering in de hoofdzaak, is de kwestie van de gevorderde provisionele schorsing van de tenuitvoerlegging van het bij verstek gewezen arrest actueel. Hoewel deze tenuitvoerlegging al is geschorst door de voorzieningenrechter van de Rotterdamse rechtbank in kort geding bij vonnis van 16 januari 2013 onder zaak-/rolnummer C/10/415989 (overgelegd bij gelegenheid van de comparitie van partijen in hoger beroep), behoudt Silverline belang bij de provisionele vordering in de onderhavige procedure. Ter comparitie, toen de appeltermijn nog niet was verstreken, heeft [geopposeerde] immers aangegeven dat hij voornemens was tegen het kort geding vonnis te appelleren.
11. De schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis gedurende de behandeling van de heropende instantie in hoger beroep zal worden toegewezen bij wege van provisionele voorziening. Zulks is ook al door de Rotterdamse kort geding rechter beslist en die beslissing is ook ten uitvoer gelegd, zo is ter comparitie te verstaan gegeven. Ook naar het oordeel van het hof komt tenuitvoerlegging van het verstekarrest door [geopposeerde] in de omstandigheden van dit geval, nu de verzetzaak loopt, neer op misbruik van recht. [geopposeerde] is pas nadat de verzetdagvaarding was uitgebracht overgegaan tot executoriale beslaglegging en planning van executoriale verkoop van de beslagen auto’s. [geopposeerde] heeft de inhoud van een door Silverline gedocumenteerde telefonische hetzecampagne niet inhoudelijk bestreden, ook niet desgevraagd ter comparitie van partijen. Evenals de Rotterdamse voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat dit een en ander sterk de indruk wekt dat het er [geopposeerde] kennelijk om te doen is Silverline financiële schade toe te brengen, terwijl hij daar tegenover onvoldoende steekhoudende feiten of omstandigheden stelt die hem een voldoende rechtens te respecteren belang geven bij executie van het verstekarrest. Daarbij is van belang dat inmiddels door Silverline zekerheid is gesteld door overmaking van een bedrag van € 3.000,- op de derdengeldrekening van de advocaat van [geopposeerde].
Beslissing
Het hof
in het incident houdende vordering tot het treffen van een provisionele voorziening:
-beveelt [geopposeerde] om de executie van het bij verstek onder zaaknummer 200.104.430/01 gewezen arrest van 30 oktober 2012 te staken en gestaakt te houden voor de duur van de procedure in hoger beroep, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding tot een maximum van € 100.000,-;
-verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan, tot aan het eindarrest in de hoofdzaak in deze procedure;
in de hoofdzaak:
-laat [geopposeerde] toe tot tegenbewijs van de voorshands door Silverline bewezen geachte stelling dat de handtekening geplaatst op het ten processe bedoelde ontvangstrapport/inlever-formulier van 11 maart 2011 afkomstig is van hem, [geopposeerde];
-bepaalt dat, indien [geopposeerde] daartoe getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde rechter-commissaris
mr. M.Y. Bonneur op 28 juni 2013 om 14.00 uur;
-bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juli tot en met september 2013, opgeeft verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
-verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en van de verstek- en verzetzaak in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
-gelast Silverline - voor het geval [geopposeerde] tegenbewijs zou willen leveren door inschakeling van een handschriftdeskundige en deze daartoe zou dienen te beschikken over de originelen van de ten processe bedoelde huurovereenkomst en van het inleverformulier - deze originelen rechtstreeks ter beschikking te stellen van deze handschriftdeskundige, die deze alsdan zal ontvangen onder de gehoudenheid deze originelen na afronding van het onderzoek weer rechtstreeks te retourneren aan Silverline;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.Y. Bonneur, E.M. Dousma-Valk en G.R.B. van Peursem en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013 in aanwezigheid van de griffier.