GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Rolnummer rechtbank : 357820 / HAZA 10-337
Arrest d.d. 16 april 2013
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.J. Dekker te Lisse,
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats], en
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven.
Het verdere verloop van het geding
Voor het verloop van de procedure tot het arrest in het incident van 22 november 2011 verwijst het hof naar dat arrest, waarbij de incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis is afgewezen. Bij memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis (met producties) heeft [appellant] elf grieven aangevoerd en zijn eis vermeerderd. Bij memorie van antwoord (met productie) hebben [geïntimeerden] de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 [appellant], een Nederlandse makelaar met woonplaats in Nederland, is eind 2007 naar Bali gereisd om zich te oriënteren op beleggingen in onroerende zaken, met name verhuurbare vakantievilla's aldaar. Hij is daar in contact gekomen met [geïntimeerden].
2.2 [geïntimeerde sub 1] (met woonplaats in Nederland) en [geïntimeerde sub 2] (destijds wonende in Indonesië) waren indertijd als projectontwikkelaar actief op Bali. Zij bouwden en "verkochten" samen met hun Indonesische partner [betrokkene sub 1] (via de rechtspersoon naar Indonesisch recht Terus Maju Sejahtera P.T.) onder de naam Bali Beach Garden vakantievilla's, veelal aan Nederlanders. In verband met Indonesische regelgeving betreffende ondermeer de positie van buitenlanders, werd daarbij met een constructie gewerkt neergelegd in zogenoemde "certificaten", die tot een met eigendom vergelijkbare rechtspositie leiden.
2.3 Op 30 augustus 2008 ondertekenden [appellant] en [geïntimeerden] een door [appellant] opgemaakt en handgeschreven stuk (verder: de eerste overeenkomst) met onder meer de volgende inhoud:
"(…)
Op 30 augustus 2008 zijn Bali Beach Garden gevestigd [vestigingsplaats] en rechtsgeldig vertegenwoordigd door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hierna te noemen verkoper en [...] Makelaardij gevestigd [A-straat 1 te plaats] Holland rechtsgeldig vertegenwoordigd door [appellant] woonachtig [A-straat 2 te plaats], hierna te noemen koper het volgende overeengekomen:
De verkoop betreft de naam Bali Beach Garden, 4 auto’s (…), inventaris kantoor te [plaats], 15 nog te bouwen villa’s met zwembadden (…).
De koopsom bedraagt € 850000. (…)
Betaling zal geschieden volgens onderstaand schema:
2008 10 september € 150000,--
2008 1 november € 400.000,--
2009 1 juli - 100.000,--
2010 1 febr - 100000,--
Van het restant ten bedrage van € 100000,-- zal door koper een fonds gevormd worden waarmee de kosten van de in aanbouw zijnde en reeds gebouwde villa’s met een garantie van 1 jaar na het opleveren van de villa’s voor gebreken worden bekostigd.
(…)
De vertegenwoordigers van de verkoper en [betrokkene sub 1] onthouden zich van elke activiteit die het bedrijf Bali Beach Garden zal schaden en zullen door de vertegenwoordigers van de verkoper, als er schade eventueel ontstaat moeten worden vergoed.
Alle vergunningen voor het bouwen van de 15 nog te bouwen villa’s worden door verkoper geregeld en de aankoopkosten c.q. eigendomscertificaten zullen door verkoper worden betaald c.q. geregeld.(…)"
2.4 In september 2008 is [appellant] gestart met de bouw van de vijftien villa’s. Daartoe heeft hij overeenkomsten gesloten met lokale aannemers.
2.5 In januari 2009 gaf [appellant] aan, dat hij vond dat [geïntimeerden] te langzaam waren met het regelen van de certificaten en vergunningen. Partijen spraken af dat [appellant] zelf een en ander zou regelen. Omdat [appellant] daardoor kosten zou gaan maken die in de overeenkomst van 30 augustus 2008 voor rekening van [geïntimeerden] zouden komen, werd afgesproken dat [appellant] de termijn van € 400.000,-- niet hoefde te betalen. Een en ander werd op 23 januari 2009 neergelegd in een door [appellant] als koper en [geïntimeerden] als verkopers ondertekend schriftelijk stuk (verder: de tweede overeenkomst) met onder meer de volgende inhoud:
"(…)
[geïntimeerde sub 1] (…) en [geïntimeerde sub 2] (…) (verkopers) zijn overeengekomen dat de overeenkomst die gesloten is met [appellant] (…) (koper) op 30-08-2008 te [plaats] aangaande Bali Beach Garden wordt herzien.
De eerste betaling van € 550.000,- (…) is op heden voldaan.
De resterende te betalen bedragen door koper [appellant] zijn,
1 Juli 2009 € 100.000,- (…)
1 Februari 2010 € 100.000,- (…)
De overeenkomst van het garantiefonds blijft gehandhaafd.
De alinea waarin verkopers zich onthouden van elke activiteit die Bali Beach Garden schaadt blijft gehandhaafd.
De alinea over vergunningen/eigendomscertificaten, grondaankoop, grondwerkzaamheden en weg aanleg en asfalteren wordt verkopers vervangen door koper [appellant]
Per heden gaan de betalingen en ontvangsten over naar koper [appellant] betreffende de in de (overeenkomst van 30-08-2008) genoemde objecten (…)”
2.7 Bij brief van 27 juli 2009 schreef [geïntimeerde sub 1] aan [appellant]:
"(…)
Op de data 30-8-2009 en op 23-1-2009 heeft u een contract ondertekend tbv de koop van Bali Beach Garden in Bali
Van de koopsom zijnde 850.000€ heeft u een bedrag van 550.000 betaald cq verrekend. Er restten nog 3 betalingen tw 1 juli 2009, 1 febr 2010 en de laatste volgens afspraak 1 febr 2011
Wij hebben uw betaling van 1juli2008 nog niet ontvangen en namens mijn opdrachtgever [betrokkene sub 1] (voorheen eigenaar van Bali Beach Garden)sommeer ik u de betaling binnen 10 dagen na heden te voldoen door overschrijving naar de rekening bij (….)
Hopelijk houdt u zich aan de gemaakte afspraken zodat mijn opdrachtgever geen gerechtelijke procedure hoeft op te starten.
Namens [betrokkene sub 1] en [geïntimeerde sub 2]
[geïntimeerde sub 1]"
2.8 In eerste aanleg vorderden [geïntimeerden] – na vermeerdering van eis – onder verwijzing naar de tweede overeenkomst de veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 200.000,--, vermeerderd met rente en proceskosten.
2.9 [appellant] verweerde zich met de stelling dat [geïntimeerden] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat hij niet met hen, maar met de Indonesische vennootschap Terus Maju Sejahtera P.T., handelend onder de naam Bali Beach Garden zou hebben gecontracteerd. Verder vorderde [appellant] in reconventie, zakelijk weergegeven:
(i) voorwaardelijk (voor het geval [geïntimeerden] ontvankelijk zouden zijn in hun vordering):
a. de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten tussen partijen, zodanig dat [appellant] in conventie en reconventie per saldo niets meer aan [geïntimeerden] verschuldigd is, maar zij aan [appellant] een bedrag in rupiah, equivalent aan € 1.073.600,-- moeten betalen, te vermeerderen met de verdere schade, nader op te maken bij staat en te verminderen met het nog niet betaalde deel van de koopsom en het saldo te vermeerderen met de wettelijke rente;
b. de veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling aan [appellant] van voornoemd bedrag; en
(ii) onvoorwaardelijk:
de veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling aan [appellant] van een bedrag in rupiah, equivalent aan € 38.500, , te vermeerderen met de verdere schade nader op te maken bij staat en het totaal te vermeerderen met de wettelijke rente;
met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten, vermeerderd met rente.
2.10 Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van zowel de conventie als de reconventie.
3.1 In hoger beroep vordert [appellant] de vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende de afwijzing van de vordering in conventie en toewijzing van zijn vordering in reconventie, waarbij hij het onder (i) gevorderde bedrag heeft verhoogd tot het equivalent van € 1.150.544,84.
Bevoegde rechter en toepasselijk recht
3.2 De betrokken rechtsverhouding betreft een overeenkomst met betrekking tot (onder meer) in Indonesië gelegen onroerende zaken, en heeft daarmee een internationaal karakter (vgl. HvJ EG 1 maart 2005, C-281/02, Owusu/Jackson). Het hof stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter op grond van artikelen 2 en 6 sub 3 EEX-Verordening internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in de onderhavige zaak. De exclusieve-bevoegdheidsregel van artikel 22 sub 1 EEX-Verordening is niet van toepassing reeds omdat het in casu niet gaat om een geschil over zakelijke rechten op onroerend goed, of huur of pacht daarvan (vgl. HvJ EG 5 april 2001, C-518/99, Gaillard/Chekili).
3.3 Volledigheidshalve constateert het hof ter zake van het toepasselijke recht dat de rechtbank uit de stellingen van partijen in eerste aanleg kennelijk een stilzwijgende rechtskeuze voor Nederlands recht heeft afgeleid, en op grond daarvan Nederlands recht heeft toegepast (zie bijv. rechtsoverweging 4.3 van het bestreden vonnis waarin de rechtbank refereert aan het Haviltex-criterium; artikel 3 EEG-Overeenkomstenverdrag 1980). Hiertegen zijn partijen in hoger beroep niet opgekomen, terwijl de vraag naar het toepasselijke recht ook niet via de devolutieve werking onderdeel van de rechtsstrijd in appel is, zodat het hof ook van de toepasselijkheid van Nederlands recht dient uit te gaan.
Met wie heeft [appellant] gecontracteerd?
3.4 Met zijn eerste grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat voorbij moet worden gegaan aan zijn zogenoemde ontvankelijkheidverweer, dat inhoudt dat [appellant] niet heeft gecontracteerd met [geïntimeerden], maar met de rechtspersoon naar Indonesisch recht Terus Maju Sejatera P.T., handelend onder de naam Bali Beach Garden. [appellant] is van mening dat de rechtbank terecht het Haviltex-criterium ten tonele heeft gevoerd, maar meent dat de rechtbank voornoemd criterium onjuist heeft toegepast. Volgens [appellant] blijkt uit de woorden "Bali Beach Garden gevestigd jalan Raya Kalibukbuk 15 en rechtsgeldig vertegenwoordigd door (…), hierna te noemen verkoper" in eerste overeenkomst duidelijk dat de vennootschap met de naam Bali Beach Garden verkoper was en dat [geïntimeerden] slechts de vertegenwoordigers van die vennootschap waren. Hij wijst er op dat het ook die vennootschap was die de (nog te bouwen) villa's ter zake waarvan [appellant] de rechten overnam, aan derden had verkocht. Dat maakt volgens [appellant] onaannemelijk dat [geïntimeerden] de rechten op die nog te bouwen villa's uit eigen naam konden verkopen. Daarnaast wijst [appellant] erop, dat [geïntimeerden] ter comparitie van 15 oktober 2010 hebben verklaard dat zij de overeenkomst mede namens [betrokkene sub 1] hebben gesloten en dat dat juridisch als een last te beschouwen was. Nu [geïntimeerden] met [betrokkene sub 1] de aandelen hielden van de vennootschap, duidt ook dit er volgens [appellant] op dat de transactie is gesloten met de vennootschap. Dat partijen met de tweede overeenkomst zouden hebben bedoeld wijziging aan te brengen in de verkopende partij blijkt uit niets. Tot slot wijst [appellant] erop dat [geïntimeerde sub 1] zelf in zijn brief van 27 juli 2009 schreef: "Hopelijk houdt u zich aan de gemaakte afspraken zodat mijn opdrachtgever geen gerechtelijke producer hoeft op te starten. Namens [betrokkene sub 1] en [geïntimeerde sub 2] [geïntimeerde sub 1]". Ook uit deze zin volgt duidelijk dat [geïntimeerden] niet (in persoon) de contractspartij van [appellant] waren, aldus nog steeds [appellant].
3.5 [geïntimeerden] zijn daarentegen van mening dat de rechtbank terecht hen als verkopende partij heeft aangemerkt. Zij hadden een samenwerkingsverband met [betrokkene sub 1], die aan hen begin 2008 te kennen had gegeven dat hij de politiek in wilde. De eerste overeenkomst werd daarom gesloten namens [betrokkene sub 1], die aan hen ter zake een last had verstrekt. [geïntimeerden] menen echter dat dit nauwelijks van belang is, omdat [appellant] zelf de tweede overeenkomst heeft opgesteld, waarin (uitsluitend) zij als verkoper zijn aangemerkt. Het is daarom naar hun mening volkomen duidelijk dat zij thans partij zijn. [geïntimeerden] wijzen er voorts op dat de betalingen met betrekking tot het in geding zijnde project steeds zijn gedaan op de bankrekening van [geïntimeerde sub 1], zonder dat daarbij is vermeld dat het zou gaan om betalingen aan een Indonesische rechtspersoon. [geïntimeerden] zijn van mening dat het voor [appellant] niet relevant is hoe de relatie is tussen hen, [betrokkene sub 1] en de vennootschap naar Indonesisch recht. Waar het om gaat is dat [geïntimeerden] in staat zijn gebleken te leveren hetgeen partijen overeen zijn gekomen. [appellant] is daarom op zijn beurt gehouden zijn verplichtingen na te komen, aldus [geïntimeerden].
3.6 Het hof overweegt als volgt.
Nu geen grieven zijn gericht tegen de overweging van de rechtbank dat de vraag wie als partij bij de overeenkomst heeft te gelden moet worden beantwoord aan de hand van het zogenoemde Haviltex-criterium, zal ook het hof van dit criterium uit gaan. Met [appellant] is het hof van oordeel, dat de bewoordingen van de eerste overeenkomst er duidelijk op wijzen dat de verkoper een vennootschap handelend onder de naam Bali Beach Garden is. Nu voorts als niet of onvoldoende weersproken vaststaat dat i) [appellant], [geïntimeerde sub 2] en [betrokkene sub 1] aandelen bezaten in een vennootschap naar Indonesisch recht met als rechtsvorm: PT met die naam, ii) een en ander samenhing met het feit dat [appellant] en [geïntimeerde sub 2] als buitenlanders op Bali niet als privépersonen in onroerend goed konden handelen, iii) de vennootschap de gronden had verworven waarop de in geding zijnde nog te bouwen huizen zouden worden gebouwd en iv) de in geding zijnde nog te bouwen huizen aan derden zijn verkocht door die vennootschap, terwijl geen omstandigheden zijn gesteld die duiden op het tegendeel, mocht [appellant] er in redelijkheid op vertrouwen dat de vennootschap naar Indonesisch recht handelend onder de naam Bali Beach Garden zijn wederpartij was bij de eerste overeenkomst. De bewoordingen van de tweede, aanvullende, overeenkomst zijn minder duidelijk, maar vaststaat dat deze is opgesteld omdat [appellant] vond dat [geïntimeerden] te langzaam waren met het regelen van de certificaten en vergunningen. Omstandigheden die een aanwijzingen vormen dat partijen ook hebben beoogd een wijziging te brengen in de verkopende partij, zijn niet gesteld, noch gebleken. Aangenomen moet daarom worden, dat met de partijaanduiding in de tweede overeenkomst geen wijziging is beoogd ten opzichte van de eerste overeenkomst. De omstandigheid dat het tweede contract is opgesteld door [appellant] maakt dit niet anders. Dat een en ander door [geïntimeerde sub 1] (en [geïntimeerde sub 2]) ook zo is begrepen, blijkt uit de brief van 27 juli 2009, waarin [geïntimeerde sub 1] (mede namens [geïntimeerde sub 2]) rechtsmaatregelen aankondigt van zijn "opdrachtgever". Naar het oordeel van het hof heeft daarom de vennootschap naar Indonesisch recht (P.T.) handelend onder de naam Bali Beach Garden, ook wat betreft de tweede overeenkomst, te gelden als de wederpartij van [appellant]. Dit betekent dat in beginsel slechts deze vennootschap nakoming van die overeenkomst kan vorderen. De omstandigheid dat [appellant] eerder betalingen heeft gedaan aan [geïntimeerde sub 1], doet aan het vorenstaande niet af. Een partij kan immers een afwijkend betaaladres aanwijzen. Hetzelfde geldt, indien het hof er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat [geïntimeerden] in persoon (en dus niet namens de vennootschap) aan de voor de verkopende partij uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen hebben voldaan. [geïntimeerden] hebben weliswaar aangeboden te bewijzen dat zij de verkopers waren van de in geding zijnde activa en dat zij van [betrokkene sub 1] een last hadden ontvangen tot verkoop daarvan, maar hebben hun stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien hebben zij niet gesteld waarom zij een last nodig hadden van [betrokkene sub 1]. Een verwijzing naar het samenwerkingsverband met [betrokkene sub 1] volstaat hier niet, aangezien de samenwerking met [betrokkene sub 1] nu juist plaatsvond met gebruik van de Indonesische rechtspersoon. Ook hebben [geïntimeerden] niet gesteld dat en waaruit [appellant] had moeten begrijpen, dat – niettegenstaande bovengenoemde omstandigheden – zij en niet de Indonesische vennootschap als verkoper optrad. Aan het bewijsaanbod gaat het hof daarom voorbij.
3.7 [geïntimeerden] hebben niets gesteld, op basis waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat zij bevoegd zijn op eigen naam nakoming te vorderen van de door de Indonesische vennootschap gesloten overeenkomsten. Evenmin hebben zij aannemelijk gemaakt, dat zij bevoegd zijn de Indonesische vennootschap (PT) in rechte te vertegenwoordigen. Dit klemt te meer, nu er kennelijk nog een derde vennoot/aandeelhouder ([betrokkene sub 1]) in het spel is. Dit betekent dat [geïntimeerden] te weinig hebben gesteld om aan toekenning van de vordering toe te kunnen komen.
3.8 Dit een en ander betekent dat de vordering van [geïntimeerden] dient te worden afgewezen. De eerste grief van [appellant] slaagt derhalve, het bestreden vonnis in conventie zal worden vernietigd. Aan beoordeling van de voorwaardelijke reconventionele vordering kan daarom niet worden toegekomen. Ook in zoverre dient het bestreden vonnis te worden vernietigd. De grieven III t/m IX behoeven daarom geen behandeling.
Concurrerende werkzaamheden
3.9 Met grief II en X komt [appellant] op tegen de afwijzing van de rechtbank van zijn onvoorwaardelijke reconventionele vordering die was gebaseerd op de stelling dat [geïntimeerden] het in de eerste overeenkomst opgenomen zogenoemde niet-beschadigingsbeding ("De vertegenwoordigers van de verkoper en [betrokkene sub 1] onthouden zich van elke activiteit die het bedrijf Bali Beach Garden zal schaden en zullen door de vertegenwoordigers van de verkoper, als er schade eventueel ontstaat moeten worden vergoed.") hebben geschonden, waardoor Heemkerk schade heeft geleden. Volgens [appellant] is de verplichting zich te onthouden van het gewraakte gedrag primair gebaseerd op toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van [geïntimeerden].
3.10 Het hof overweegt als volgt.
Zoals uit het vorenstaande volgt, moet worden aangenomen dat [geïntimeerden] de overeenkomst(en) niet als privépersoon, maar als vertegenwoordiger van de vennootschap naar Indonesisch recht handelend onder de naam Bali Beach Garden hebben ondertekend. Dit betekent dat [appellant], indien hij meent dat [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2] en/of [betrokkene sub 1] voornoemd beding hebben overtreden als gevolg waarvan hij schade heeft geleden, zich voor schadevergoeding tot de vennootschap moet richten. Omstandigheden waaruit [appellant] had mogen begrijpen dat [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2] en [betrokkene sub 1] – hoewel in privé geen partij bij de overeenkomst – zich in privé zouden verbinden tot schadevergoeding bij overtreding van dit (tot de overeenkomst behorende) beding, zijn niet gesteld, noch gebleken. Voor zover de – overigens niet in helderheid uitblinkende – formulering van het beding hiervoor enig aanknopingspunt biedt, acht het hof dit onvoldoende. Dit klemt te meer, nu [betrokkene sub 1] de overeenkomst in het geheel niet heeft ondertekend. Voor het oordeel dat het handelen van [geïntimeerden], het niet-beschadigingsbeding weggedacht, jegens hem onrechtmatig is, is door [appellant] te weinig gesteld. Dit betekent dat de grieven II en X falen.
3.11 Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven, met uitzondering van de afwijzing van het onvoorwaardelijke deel van de reconventie en de proceskostenveroordeling in reconventie. Opnieuw rechtdoende zal de vordering in conventie alsnog worden afgewezen en zal met betrekking tot het voorwaardelijke deel van de reconventie geen nieuwe beslissing worden genomen, omdat hieraan niet wordt toegekomen. Bij deze uitkomst past dat [geïntimeerden] worden veroordeeld in de kosten van de conventie in eerste aanleg en die van het hoger beroep. De door [appellant] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als na te melden.
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's Gravenhage van 23 februari 2011, voorzover in conventie gewezen en voor zover in reconventie het voorwaardelijk deel van de vordering is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van [geïntimeerden] af;
- veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 23 februari 2011 begroot op € 1.185,--aan griffierecht en € 4.000,-- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- bekrachtigt het vonnis (met uitzondering van de afwijzing van de voorwaardelijke reconventionele vordering, waaraan het hof niet is toegekomen) voor het overige;
- veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 90,81 aan explootkosten, € 1.475,-- aan griffierecht en € 3.263,-- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart voornoemde proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, E.M. Dousma-Valk en S.J. Schaafsma en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2013 in aanwezigheid van de griffier.