GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.026.430/02
Zaaknummer rechtbank : HA ZA 07-3307
[Appellant],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. N. Roodenburg te 's-Gravenhage,
[Geïntimeerde],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. E.J. Rietema te 's-Gravenhage.
Het verdere verloop van het geding
Voor het eerdere verloop van de procedure verwijst het hof naar zijn tussenarrest van 6 maart 2012. In dit arrest is aan [appellant] een bewijsopdracht gegeven. De getuigenverhoren zijn gehouden op 23 april 2012 en 6 augustus 2012. De processen-verbaal bevinden zich bij de stukken. [appellant] heeft een memorie na enquête, akte uitlaten (met productie) genomen en [geïntimeerde] een antwoordmemorie na enquête.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken overgelegd en andermaal arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. [geïntimeerde] vordert in deze procedure betaling van een bedrag van € 250.000,-- met wettelijke rente. Hij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] heeft nagelaten de girale aandelen ( 361.000 aandelen in Narrowstep Inc.) aan hem te leveren, zoals overeengekomen. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst daarom ontbonden en heeft [appellant] daarbij gesommeerd het bedrag van € 250.000,-- terug te betalen, hetgeen [appellant] heeft nagelaten.
2. De rechtbank heeft de weren van [appellant] verworpen en de vordering van [geïntimeerde] toegewezen.
3. In het hiervoor genoemde tussenarrest heeft het hof naar aanleiding van de door [appellant] aangevoerde grieven - kort gezegd - reeds beslist dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst het oog hadden op levering van girale aandelen. Voorts is beslist dat [geïntimeerde] aan [appellant] ruimschoots tijd voor nakoming van zijn verplichting tot levering van girale aandelen heeft geboden en dat [appellant] binnen deze redelijke termijn niet aan zijn leveringsverplichting heeft voldaan.
4. In rechtsoverweging 12 van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat [appellant] tot slot in dit hoger beroep nog heeft aangevoerd dat tussen partijen een nadere overeenkomst tot stand is gekomen. Toen bleek dat de aandelen (nog) niet waren omgezet heeft [appellant] (in mei 2007) [geïntimeerde] benaderd met de volgende drie keuzes: (i) [geïntimeerde] mocht de koopovereenkomst kosteloos terugdraaien, (ii) [appellant] had, zoals [geïntimeerde] wist, zelf een flink aantal chartale aandelen, maar ook een deel girale aandelen, die [geïntimeerde] alvast in ontvangst kon nemen, waarna de rest later zou volgen, (iii) [geïntimeerde] zou wachten totdat zijn aandelenpakket was omgezet. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] uitdrukkelijk voor de laatste optie gekozen. [geïntimeerde] heeft zelf gekozen voor de optie waarin het onzeker was wanneer de aandelen zouden worden omgezet en geleverd konden worden. Hiermee heeft hij afstand gedaan van zijn recht de koopovereenkomst te ontbinden, aldus [appellant].
5. Het hof heeft [appellant] overeenkomstig zijn aanbod toegelaten tot het bewijs van zijn in rechtsoverweging 12 van het tussenvonnis weergegeven stelling dat tussen partijen de daar genoemde nadere overeenkomst tot stand is gekomen.
6. [appellant] heeft zich zelf als getuige doen horen, alsmede [getuige 1] (de zuster van geïntimeerde) en [getuige 2]. [geïntimeerde] heeft als getuige in de contra-enquête een verklaring afgelegd.
7. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat [appellant] de verplichting had om binnen redelijke termijn girale aandelen te leveren en dat hij aan deze verplichting niet heeft voldaan. Kern van de bewijsopdracht is dat [appellant] dient aan te tonen dat tussen partijen een nadere overeenkomst tot stand is gekomen waarbij [geïntimeerde] heeft gekozen voor de optie waarin onzeker was wanneer de aandelen zouden worden omgezet (van chartaal naar giraal) en aan [geïntimeerde] geleverd konden worden en dat [geïntimeerde] hiermee afstand heeft gedaan van zijn recht om de koopovereenkomst te ontbinden.
8. Het hof neemt voorts in aanmerking dat [appellant] partijgetuige is. Zijn verklaring heeft beperkte bewijskracht en kan alleen strekken ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hiervan is sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken. Dat is hier niet het geval.
9. [appellant] heeft als partijgetuige - kort gezegd - het volgende verklaard. Begin april 2007 heeft hij [geïntimeerde] tijdens een gesprek bij hem thuis, waarbij ook de zuster van [geïntimeerde] aanwezig was, verteld over de problemen die gebleken waren bij de overboeking van de aandelen Narrowstep naar zijn depotrekening. In dat gesprek heeft hij [geïntimeerde] aangeboden de zaak terug te draaien dan wel om alvast aandelen Narrowstep die hij bij de ING had staan over te boeken en de rest later over te maken. Er is niet over chartaal of giraal gesproken. [geïntimeerde] heeft toen zelf gezegd dat hij in plaats van die twee hem geboden opties wilde wachten totdat het hele aandelenpakket in één keer kon worden overgeboekt. [appellant] heeft dit geaccepteerd. Hij heeft gezegd dat hij niet wist hoe lang dat zou duren omdat het niet in zijn hand lag. Het was een aanvulling op de eerste afspraak. Tijdens vier à vijf telefoongesprekken heeft hij de voortgang besproken over de levering van de aandelen. Tijdens deze telefoongesprekken heeft [geïntimeerde] nooit gezegd dat hij de aandelen binnen een bepaalde tijd moest hebben.
10. [getuige 1] heeft - kort gezegd - het volgende verklaard. Zij is niet constant aanwezig geweest bij het gesprek ergens in april tussen [appellant] en [geïntimeerde]. Zij heeft verklaard dat [geïntimeerde] zelf heeft gezegd dat hij alle aandelen in één keer wilde hebben en wilde wachten. [appellant] had hem voorgesteld om de deal terug te draaien of hem alvast aandelen die bij de ING waren te leveren. [appellant] heeft gezegd dat hij niet wist hoe lang het zou duren maar de enige voorwaarde die haar broer stelde was dat hij de aandelen in één keer wilde hebben. In juni heeft zij telefonisch met haar broer gesproken. In dat telefoongesprek heeft haar broer aangegeven dat hij de aandelen nog steeds niet had ontvangen.
11. De getuige [getuige 2] heeft - kort gezegd - verklaard dat hij één van de medeoprichters was van Narrowstep. Hij heeft [appellant] benaderd over deelname aan de financiering van Narrowstep. In april of mei 2007 heeft [appellant] hem gevraagd om [geïntimeerde] uit te leggen wat de problematiek was met het converteren van de aandelen Narrowstep. In zijn eerste telefoongesprek heeft hij [geïntimeerde] over de problematiek ingelicht. De reactie van [geïntimeerde] was negatief noch positief; hij hoorde het aan. In hun volgende telefoongesprekken sprak [geïntimeerde] zijn verbazing uit dat het allemaal zo lang moest duren, hetgeen [getuige 2] ook beaamde. Volgens de verklaring van [getuige 2] heeft [geïntimeerde] in die gesprekken nooit aan hem genoemd dat aan [geïntimeerde] de keuze was geboden door [appellant] om de deal terug te draaien dan wel alvast een gedeelte van de aandelen te leveren. [getuige 2] en [geïntimeerde] hebben nooit besproken dat [geïntimeerde] zou wachten tot de conversie voltooid zou zijn, en hij alle stukken in één keer geleverd kon krijgen. Ze hebben het nooit over een afspraak gehad die [geïntimeerde] met [appellant] gemaakt zou hebben.
12. In de contra enquête heeft [geïntimeerde] verklaard dat het juist is dat hij half april 2007 bij [appellant] thuis op bezoek is geweest. Zijn zuster heeft zich afzijdig gehouden van het gesprek. Hij heeft gezegd dat hij € 250.000,-- had betaald maar nog steeds geen aandelen had ontvangen en dat hij die geleverd wilde hebben. [appellant] heeft hem toen niet de aard van de problemen uitgelegd maar gezegd dat hij het zou opnemen met de SNS en misschien nog met iemand anders, en dat hij zijn best zou doen. Het kan zijn dat [appellant] heeft aangeboden om de koop terug te draaien maar voor [geïntimeerde] gold dat de koop gestand gedaan moest worden. De conclusie van het gesprek was eigenlijk heel eenvoudig. [geïntimeerde] wilde de aandelen geleverd krijgen en [appellant] zou zijn best doen om zijn deel van de overeenkomst na te komen. In de telefoongesprekken die [geïntimeerde] na half april en begin mei met [appellant] heeft gehad heeft hij gezegd dat de aandelen er nog steeds niet waren. Het antwoord van [appellant] was dat hij zijn best zou doen en dat hij er nog steeds mee bezig was. Tot slot heeft [geïntimeerde] nog verklaard dat tijdens het gesprek in april bij [appellant] thuis niet over chartale en girale aandelen is gesproken. Volgens zijn verklaring heeft [geïntimeerde] duidelijk gemaakt dat zijn standpunt was dat hij de aandelen had betaald en dat [appellant] moest leveren.
13. Het hof overweegt dat [appellant] niet is geslaagd in de hem opgedragen bewijslevering. De verklaring van de getuige [getuige 1] is op essentiële punten onvoldoende concreet en overtuigend en vindt geen steun in de verklaring van de getuige [getuige 2]. Hiertegenover staat bovendien de verklaring van de getuige [geïntimeerde] die een ander licht werpt op het gesprek dat in april 2007 heeft plaatsgevonden. De verklaring van de partijgetuige [appellant] heeft beperkte bewijskracht en er zijn onvoldoende aanvullende bewijzen voorhanden die zijn verklaring geloofwaardig maken.
14. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep faalt. In het tussenarrest zijn de overige grieven en bezwaren reeds verworpen. Het hof handhaaft deze beslissingen. Voor zover in de memorie na enquête, akte uitlating door [appellant] nog nieuwe grieven, bezwaren of feiten zijn aangevoerd gaat het hof daaraan voorbij daar dit in deze stand van de procedure niet meer is toegestaan.
15. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en [appellant] veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 november 2008;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.553,-- aan verschotten en € 8.155,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.M.E. Arpeau, P.M. Verbeek en R. van der Vlist en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013 in aanwezigheid van de griffier.