ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5972

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.088.770-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht dringende reden van ontslag in hoger beroep tegen eindvonnis van de kantonrechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Très Joli Franchise B.V. tegen een eindvonnis van de kantonrechter in Rotterdam. De kantonrechter had Très Joli Franchise veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan de geïntimeerde, die in deze procedure als werknemer wordt aangeduid. De appellante, Très Joli Franchise, heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat de kantonrechter geen rekening heeft gehouden met eerdere betalingen die zij aan de geïntimeerde heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in het tussenvonnis de appellante belastte met het bewijs van de door haar aangevoerde dringende ontslagreden. Na bewijslevering heeft de kantonrechter echter geoordeeld dat het bewijs niet was geleverd, wat door de appellante wordt bestreden in haar eerste grief. Het hof heeft besloten om de appellante toe te laten tot aanvullend bewijs door het horen van een getuige, B. den Braver, die nog niet eerder is gehoord. De andere twee getuigen zijn al in eerste aanleg gehoord, en het hof heeft geen reden gezien om hen opnieuw te horen.

Daarnaast heeft het hof de tweede grief van de appellante verworpen, waarin zij betoogde dat zij wel degelijk pensioenpremies aan het pensioenfonds heeft afgedragen. Het hof oordeelt dat de overgelegde specificatie niet voldoende bewijs levert dat de afdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De derde grief, die betrekking heeft op de betalingen die de appellante heeft gedaan, is door het hof gegrond verklaard. Het hof heeft bepaald dat deze betalingen moeten worden aangemerkt als gedeeltelijke voldoening aan de veroordeling. Het hof heeft de zaak aangehouden voor het horen van de getuige en verdere beslissingen uitgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer: 200.088.770/01
Zaak-rolnummer rechtbank: 977582 \ CV EXPL 09-13765
Arrest d.d. 15 januari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRÈS JOLI FRANCHISE B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
appellante,
advocaat mr. J.P. Heering te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te Dordrecht,
geïntimeerde,
advocaat mr. M.N. Mense te Haarlem.
1 Het geding
Bij exploot van 24 mei 2011 is appellante (hierna: Très Joli Franchise) in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 4 maart 2010 en 25 februari 2011 (hierna onderscheidenlijk: het tussenvonnis en het eindvonnis) die de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, (hierna: de kantonrechter) tussen partijen heeft gewezen. Bij memorie van grieven heeft Très Joli Franchise tegen het eindvonnis drie grieven aangevoerd die [geïntimeerde] bij memorie van antwoord heeft bestreden. Très Joli Franchise heeft bij akte nog de producties in het geding gebracht waarop zij zich bij memorie van grieven had beroepen. Ten slotte hebben partijen hun stukken overgelegd voor arrest.
2 Beoordeling van het hoger beroep tegen het tussenvonnis
Tegen het tussenvonnis zijn geen grieven aangevoerd, zodat Très Joli Franchise in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar hoger beroep.
3 Vaststaande feiten
De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 2.1 en 2.1 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of anderszins bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
4 Bespreking van grief I
4.1 Bij het tussenvonnis heeft de kantonrechter Très Joli Franchise belast met het bewijs van de door haar aangevoerde dringende ontslagreden zoals aan [geïntimeerde] meegedeeld in haar brief van 15 april 2009 en in het tussenvonnis weergegeven onder 4.10. Na bewijslevering heeft de kantonrechter bij het eindvonnis het opgedragen bewijs niet geleverd geacht. Die beslissing wordt bestreden door grief I waarin Très Joli Franchise aanvullend bewijs aanbiedt.
4.2 Wat [geïntimeerde] tegen dat bewijsaanbod aanvoert miskent dat het hoger beroep niet alleen dient tot het bestrijden van het oordeel van de eerste rechter, maar ook de mogelijkheid geeft tot verbetering en aanvulling van hetgeen een partij in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Het hof zal Très Joli Franchise daarom overeenkomstig haar aanbod tot aanvullende bewijslevering toelaten door het horen van de nog niet eerder gehoorde getuige B. den Braver. De twee andere genoemde getuigen zijn wel al in eerste aanleg gehoord. Nu Très Joli geen reden opgeeft waarom dezelfde getuigen opnieuw moeten worden gehoord, gaat het hof in zoverre aan het bewijsaanbod voorbij.
5 Bespreking van grief II
5.1 In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] veroordeling van Très Joli Franchise gevorderd om aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf (hierna: het pensioenfonds) de door deze in rekening gebrachte pensioenpremie af te dragen. De vordering is niet weersproken en is bij eindvonnis door de kantonrechter toegewezen. Daartegen richt zich grief II. Très Joli Franchise betoogt daarin dat wel degelijk afdracht aan het pensioenfonds heeft plaatsgevonden en dat dat blijkt uit een door haar overgelegde werknemersspecificatie, mede vermeldende de eindafrekening van [geïntimeerde]. Aanvullend bewijs wordt niet aangeboden.
5.2 Wat er overigens van deze vordering en de toewijzing ervan ook zij, de aangevoerde grief faalt in elk geval omdat uit de overgelegde specificatie wel blijkt dat aan Très Joli Franchise een bedrag aan pensioenpremie in rekening is gebracht, maar niet dat dat ook afgedragen is. Daarbij laat het hof nog terzijde dat de specificatie wel een bedrag vermeldt over de periode van 1 januari 2009 tot en met 15 april 2009, maar dat nog steeds tussen partijen in geschil is of het dienstverband per 15 april 2009 geëindigd is. Grief II moet daarom worden verworpen.
6 Bespreking van grief III
6.1 De kantonrechter heeft Très Joli Franchise bij eindvonnis veroordeeld aan [geïntimeerde] te betalen:
? het achterstallig loon over de periode van maart 2005 tot en met maart 2009 ad € 4.229,90 bruto, verminderd met € 706,77 netto;
? het loon over de maanden april 2009 tot en met november 2009 ad € 1.584,83 bruto per maand.
Hiertegen richt zich grief III met de klacht dat de kantonrechter geen rekening heeft gehouden met de door Très Joli Franchise hangende het geding gedane betalingen, te weten betalingen van € 715,28 en € 677,36, beide op 28 april 2009.
6.2 [geïntimeerde] heeft erkend dat die betalingen zijn gedaan. De grief slaagt daarom. Dat behoeft niet te leiden tot vernietiging van het eindvonnis wanneer die vernietiging niet door de beslissing op grief I nodig zou zijn. Het hof kan immers volstaan met te bepalen dat de betalingen van 28 april 2009 moeten worden aangemerkt als te strekken ter gedeeltelijke voldoening aan de uitgesproken veroordeling.
Beslissing
Het hof:
laat Très Joli Franchise toe tot het aanvullend bewijs van de door haar aangevoerde dringende ontslagreden door het horen van B. den Braver als getuige;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. E.J. van Sandick op woensdag 20 februari 2013 om 13.30 uur;
bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden februari tot en met april 2013, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, R.F. Groos en H.Th. Bouma en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013 in aanwezigheid van de griffier.