ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5621

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
000865-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in strafzaken zonder oplegging van straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 december 2011 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift dat was ingediend op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J. Silvis, vroeg om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in een strafzaak die was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof had eerder, op 17 februari 2011, het vonnis van de rechtbank Dordrecht vernietigd en de verzoeker vrijgesproken van de tenlastelegging. De verzoeker had een bedrag van € 72.439,76 verzocht voor rechtsbijstandskosten en € 540,-- voor de kosten van het opstellen van het verzoekschrift.

De raadkamer van het hof heeft het verzoek in het openbaar behandeld en op 13 oktober 2011 besloten het onderzoek te heropenen. Tijdens de behandeling op 15 december 2011 was de verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat en de advocaat-generaal waren aanwezig. De advocaat-generaal stelde dat de onderbouwing van de kosten niet verder kon worden gevergd en pleitte voor toewijzing van het verzoek, maar met een matiging van de kosten voor reistijd.

Het hof oordeelde dat de verzoeker recht had op vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand, mits er gronden van billijkheid aanwezig waren. Het hof concludeerde dat deze gronden aanwezig waren en dat de declaraties van advocaten voor reistijd integraal vergoed dienden te worden, tenzij deze onredelijk hoog waren. Het hof oordeelde dat dit in de onderhavige zaak niet het geval was. Uiteindelijk werd het verzoek toegewezen en werd een vergoeding van € 72.979,76 aan de verzoeker toegekend, ten laste van de Staat.

Uitspraak

Datum uitspraak 29 december 2011
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige raadkamer
BESCHIKKING
gewezen naar aanleiding van een ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift, op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens:
[Verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1969,
adres: [adres],
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. P.J. Silvis, aan de [adres].
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 17 februari 2011 met rolnummer 22-002461-07 het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 13 april 2007 in de strafzaak tegen de verzoeker met parketnummer 11-510401-06 vernietigd en hem vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.
De verzoeker heeft vervolgens bij een op 17 mei 2011 ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift vergoeding gevraagd van € 72.439,76 ter zake van kosten voor rechtsbijstand in zijn strafzaak en van € 540,-- ter zake van kosten van het door zijn advocaat, mr. P.J. Silvis, opstellen en in de raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift.
De raadkamer van het hof heeft dit verzoekschrift in het openbaar op 29 september 2011 behandeld en bij tussenbeschikking van 13 oktober 2011 bepaald dat het onderzoek dient te worden heropend teneinde de verzoeker en diens raadsman in de gelegenheid te stellen middels stukken te onderbouwen dat de verzoeker de in het geding zijnde declaraties heeft voldaan.
De raadkamer van het hof heeft het verzoekschrift nogmaals in het openbaar behandeld op 15 december 2011. Daarbij zijn gehoord advocaat van de verzoeker,
mr. P.J. Silvis, en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol.
De verzoeker is - hoewel behoorlijk opgeroepen - op 15 december 2011 niet in de raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat nadere onderbouwing van de stelling dat de onderhavige kosten ten laste van verzoeker zijn gekomen dan de advocaat tot nog toe heeft gegeven, niet kan worden gevergd en acht gronden aanwezig, zulks in afwijking van de schriftelijke conclusie van zijn ambtgenoot van 15 augustus 2011, voor toewijzing van het verzoek, zij het met toepassing van een matiging - daar zijns inziens ten aanzien van reistijd de helft van het uurtarief voor vergoeding in aanmerking komt - in die zin dat het verzoek tot een bedrag van € 63.075,89 wordt toegewezen, met afwijzing van het meer of anders verzochte.
Beoordeling van het verzoek
De strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd met een beslissing die de verzoeker op grond van artikel 591a, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in beginsel recht geeft op vergoeding van de ten behoeve van de strafzaak gemaakte kosten voor rechtsbijstand, indien en voor zover daartoe - alle omstandigheden in aanmerking genomen - gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht die gronden van billijkheid aanwezig. Voorts is het hof - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat de declaraties van advocaten ten aanzien van reistijd gemaakt in het kader van de behandeling van strafzaken die zonder oplegging van straf of maatregel zijn geëindigd, integraal voor vergoeding in aanmerking komen tenzij deze onredelijk hoog voorkomen, hetgeen naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak niet het geval is.
Uit het voorgaande volgt dat moet worden beslist als hierna is aangegeven.
Beslissing
Het hof:
Wijst het verzoek toe en kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 72.979,76 (tweeënzeventigduizend negenhonderd negenenzeventig euro en zesenzeventig eurocent).
Deze beschikking is gewezen door
mr. R.M. Bouritius, voorzitter,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. C.J. van der Wilt, leden,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp,
en op 29 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.