ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ4707
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.V. van den Berg
- A.E.A.M. van Waesberghe
- H.J.H. van Meegen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging samenwerking met gemeente en schadevergoeding op basis van art. 7:411 BW
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de samenwerking tussen de appellant, wonende in het Verenigd Koninkrijk, en de Gemeente Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C. Oberman, heeft in hoger beroep de Gemeente aangeklaagd wegens onzorgvuldige voorbereiding van het besluit tot beëindiging van de samenwerking. De Gemeente, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van den Brande, heeft het besluit genomen zonder de appellant de kans te geven om te reageren op het voornemen tot beëindiging. Het hof heeft vastgesteld dat de Gemeente onvoldoende heeft gedaan om de appellant op de hoogte te brengen van haar voornemen, wat in strijd is met de zorgvuldigheid die vereist is bij het nemen van dergelijke besluiten. De appellant heeft schadevergoeding gevorderd op basis van artikel 7:411 BW, waarbij hij primair aanspraak maakt op het volle loon voor de resterende contractduur. Het hof oordeelt dat de Gemeente tekort is geschoten in de wijze waarop zij de samenwerking heeft beëindigd, maar dat de appellant slechts recht heeft op een aanmerkelijk geringer deel van het loon, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De vordering tot immateriële schadevergoeding en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Het hof compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.